5. Wapening

De wapening in een betonconstructie is de ruggengraat van de constructie en bepaalt het gedrag ervan onder belasting. De wijze waarop de wapening wordt gedetailleerd en afgestemd op de uitvoeringsaspecten is belangrijk. Dit is van invloed op de sterkte, het vervormingsgedrag en de duurzaamheid van een betonconstructie. In dit hoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen een ter plaatse gevlochten wapening en geprefabriceerde netten en korven.

Het aanbrengen van wapening in een betonconstructie maakt deel uit van het uitvoeringsproces, waarvan serie-effect, afstemming op uitvoeringsvolgorde, prefabricage en praktisch detailleren essentieel zijn voor het bereiken van een vereist kwaliteitsniveau. De wapening vormt bovendien een aanzienlijk deel van de kosten van een betonconstructie. Daarom moet de besluitvorming rondom gewenste detaillering en eisen aan de productie, worden afgestemd op repetitie, uitvoeringsvolgorde, mogelijkheden van wapeningscentrales, het kritische pad in de uitvoering, flexibiliteit van het toeleverende vlechtbedrijf c.q. wapeningscentrale, garanties op kwaliteit en capaciteit.
Waar nodig wordt bovendien onderscheid gemaakt tussen woningbouw, utiliteitsbouw, industriebouw en civiele bouw.

Het samenstellen van wapeningsconstructies is in de loop der jaren een specialisme binnen het uitvoeringsproces geworden. Weinig aannemingsbedrijven hebben nog eigen ´vlechtploegen´. Wapenen lijkt een bijna branche-oneigenlijke activiteit te zijn geworden, gezien het werken met betonstaal. Daarom is extra aandacht nodig voor een goede communicatie en informatie-uitwisseling. Met name tussen de aannemer en de onderaannemer/specialist mogen geen misverstanden ontstaan die tot vertraging en kwaliteitsverlies kunnen leiden.
Elkaar niet begrijpen is een grote valkuil en leidt tot onnodige knelpunten in de uitvoering. Het schept bovendien de mogelijkheid dat er verkeerde afspraken gemaakt worden tussen de aannemer en de onderaannemer/specialist. Het kan leiden tot onzorgvuldig inkoopbeleid, onterecht gewekte verwachtingen en misverstanden die vertragingen tot gevolg hebben. Bij elkaar leidt het tot kwaliteitsverlies, wat de duurzaamheid van de constructie negatief kan beïnvloeden. De vraag die we in dit verband kunnen stellen, luidt als volgt:
Welke informatie is gewenst om te voorkomen dat zich problemen voordoen (in dit geval bij wapening) die tot kwaliteitsverlies kunnen leiden?

Het is deze insteek die als rode draad door het hele Handboek Uitvoering Betonwerken loopt en dus ook op dit hoofdstuk van toepassing is. Om zoveel mogelijk faalkosten en kwaliteitsverlies te voorkomen, moeten we aandacht besteden aan de volgende aspecten:

  • De relatie met onderaannemers moet die zijn van co-makers ofwel gelijkwaardige deskundigen.

    • Betrek het vlechtbedrijf bij het creëren van een juiste ‘omgeving’.
    • Laat gelijkwaardigheid bij onderhandelingen over prijs en kwaliteit toe.
    • Erken dat onderaannemers een belangrijke schakel kunnen zijn voor het bereiken van de constructieve kwaliteit.
    • Zorg ervoor dat het contract het gezamenlijk streven naar een optimale kosten/kwaliteitsverhouding honoreert.
  • Zorg voor een goede communicatie tussen constructeur en onderaannemer van de vlechtwerken.

    • - Initieer verbetertrajecten met betrekking tot efficiency en gezamenlijke innovatieve ontwikkelingen.
    • - Voorkom misverstanden die tot faalkosten en kwaliteitsverlies kunnen leiden.
    • - Benoem een hoofdconstructeur die de eindverantwoordelijkheid draagt voor de totale constructie.
    • - Zorg voor een detaillering die is afgestemd op de gekozen uitvoeringsmethode.
    • - Introduceer de mogelijkheid om projecten op elkaar af te stemmen en organiseer gezamenlijke evaluaties en terugkoppelingen.
  • Kies een wapeningsbedrijf niet alleen op de laagste prijs, maar betrek kwaliteitsaspecten (logistiek, organisatorisch, garanties, Arbo) bij de besluitvorming.
    Maak waar mogelijk gebruik van KOMO-gecertificeerde vlechtbedrijven/wapeningscentrales en van KOMO-gecertificeerd betonstaal. Bedrijven aangesloten bij RBW/VWN (RBW = Research Beton Wapening, VWN = Vereniging Wapeningsstaal Nederland) zijn KOMO-gecertificeerd en werken met KOMO-gecertificeerd betonstaal. Ze genieten daarom de voorkeur.

  • Erken de essentiële rol van de ‘vlechter’ in de betrouwbaarheid van het productieproces en erken de belangen van de vlechtbedrijven. Bedrijven die met opgeleide1 vlechters werken genieten de voorkeur.
    Door een ISO-kwaliteitssysteemcertificaat worden controle en kwaliteit geborgd.

  • Toets de gekozen uitvoeringsmethode op Arbo-aspecten.

Figuur 5.1 Wapenen in het werk; de vlechter maakt de bindingen
5.1

Betrokken partijen

Binnen de constructieve betonbouw zijn de volgende partijen actief:

  • hoofdaannemer;
  • vlechtbedrijf (is verantwoordelijk voor de prefabricage van de wapeningskorven in de wapeningscentrale en/of het vlechten/monteren van de wapening op de bouwplaats);
  • ingenieursbureau (tekenaar, constructeur);
  • opdrachtgever (particulier, Rijkswaterstaat, ProRail, provincies, gemeenten enz.).

Doordat marktpartijen toch nog regelmatig alleen maar inkopen op de laagste prijs, en de concurrentie erg groot is, worden producten veelal geleverd volgens het principe “Niet meer dan nodig”. Lees hierin niet alleen de hoofdaannemer die een onderaannemer selecteert, maar bijvoorbeeld ook een opdrachtgever die een constructeur inhuurt.

De wapeningssector beschikt over een eigen opleidingsinstituut, BGA-Nederland BV (e-mail: info@bga-nederland.nl).
BGA-Nederland is het kenniscentrum voor de wapeningsbranche en bestaat uit bedrijven die zich bezighouden met het verwerken van betonstaal op de bouwplaats en/of in de wapeningscentrales.

Bij de traditionele contracten (RAW of STABU) wordt, na gunning door de opdrachtgever, door de gecontracteerde aannemer de voorbereiding van de uitvoering opgestart. In deze voorbereidingsperiode worden onder meer afspraken met het vlechtbedrijf gemaakt. Gelijktijdig is het ingenieursbureau in opdracht van de opdrachtgever de wapeningsberekeningen en -tekeningen aan het vervaardigen. Deze documenten moeten tijdig bij de aannemer en bij het vlechtbedrijf aanwezig zijn. In de onderhandelingen tussen de aannemer en het vlechtbedrijf worden, al dan niet, de wapeningstekeningen van het ingenieursbureau gebruikt. Indien het vlechtbedrijf wensen heeft (bijvoorbeeld prefabriceren), kan het ingenieursbureau hierop terughoudend reageren. Dit komt doordat deze wensen voor hen vaak extra werk betekenen en het de vraag is of de opdrachtgever bereid is dit als meerwerk te honoreren. Elke partij kijkt immers naar zijn eigen portemonnee en zal niet meer leveren dan contractueel nodig is.

Bij substantiële wijzigingen moet ook een hernieuwde controle door Bouw- en Woningtoezicht worden uitgevoerd, wat misschien een risico voor de tijdsplanning is.

Bij geïntegreerde contracten (o.a. D&C-contracten), waarbij de aannemer ook verantwoordelijk is voor het ontwerp, is een samen optrekken van alle partijen gemakkelijker. De aannemer heeft immers de regie in handen en kan daardoor bepaalde wensen (bijvoorbeeld het toepassen van prefab wapening) als randvoorwaarde meegeven aan zijn ontwerpende partij. Het is vanzelfsprekend dat het vlechtbedrijf aan het begin van het opstellen van de wapeningstekening zijn wensen/ervaringen kenbaar maakt. Indien dit door de betrokken partijen als het totale projectbelang wordt beschouwd en men bereid is om op basis van gelijkwaardigheid en transparantie samen te werken, zal er beslist een ‘win-win situatie’ ontstaan.
Er is een tendens dat de constructeur aan het vlechtbedrijf berekende mm² wapening verstrekt. Indien duurzaamheid (scheurwijdte) maatgevend is voor de wapening, is een opgave in mm² echter niet mogelijk. Immers de controle op scheurwijdte wordt mede door de wapeningsconfiguratie bepaald. Tevens is bij toepassing van dwarskrachtbeugels de laagindeling van groot belang.
In gezamenlijkheid komen tot een wapeningsprincipe is zeer wenselijk of zelfs een “must”. Vast staat, dat de constructeur altijd de eindverantwoordelijke is voor de gekozen wapeningsconfiguratie (staafvormen, staafdiameter, h.o.h.-afstand, laslengte, mm²).

Denkend vanuit de voordelen van het prefabriceren van wapening, is het niet alleen belangrijk dat partijen gaan samenwerken, maar ook hun rol anders gaan interpreteren. Vanuit de prefab gedachte moet het vlechtbedrijf zich ook duidelijk anders gaan opstellen. Het vlechtbedrijf van nu moet een gelijkwaardige gesprekspartners zijn als het gaat over constructief acceptabele oplossingen die in uitvoering en planning haalbaar zijn. Ze moeten verder denken dan de huidige grenzen. Gelukkig is een aantal vlechtbedrijven hier al aardig mee op weg.
´Vlechten´ wordt dan meer dan alleen het leveren van vlechters en/of wapening.

5.2

Wapening als constructie-onderdeel

Alle regelgeving rondom de wapening van betonconstructies vloeit voort uit voorschriften die in de vorm van het Bouwbesluit door de overheid zijn opgelegd. De voorschriften in het Bouwbesluit zijn meestal globaal van aard. Ze zijn zoveel mogelijk geformuleerd als prestatie-eisen, afgeleid van functionele eisen.
Het Bouwbesluit 2012 verwijst direct naar de NEN-EN 1990 serie, de Eurocodes.

Naast de Eurocodes verschijnen er steeds meer Euronormen, de productnormen. De Euronorm NEN-EN 10080: 2005 ´Staal voor het wapenen van beton- Lasbaar betonstaal- Algemeen´ geeft de algemene eisen, definities en beproevingseisen voor de prestatie-eigenschappen van betonstaal. NEN-EN 10080 geeft echter geen nadere uitwerking voor betonstaalsoorten met de daarbij behorende prestatie-eisen. NEN 6008 ´Betonstaal´ is een belangrijke productnorm voor de in Nederland gangbare betonstaalsoorten, die voldoen aan NEN-EN 10080, waarin alle eisen staan aangegeven die op betonstaal van toepassing zijn.

Er zijn ook normen die niet onder het Bouwbesluit vallen, maar desalniettemin een bepaalde waarde hebben, zoals NEN 6722 ‘Uitvoering van betonconstructies’ (VBU). Met het verschijnen van de Europese norm NEN-EN 13670 ‘Vervaardigen van betonconstructies’ is een gedeeltelijke overlap ontstaan met NEN 6722. Ook zijn in NEN-EN 13670 diverse onderwerpen niet benoemd. Omdat het naast elkaar hanteren van een Europese norm en een (deel van een) nationale norm niet werkt, is besloten NEN 6722 per direct in te trekken en een restnorm te ontwikkelen. Dit wordt de NEN 8760.

Naast de normen maken we ook gebruik van de NPR: Nederlandse PraktijkRichtlijn. Dit is een publicatie van informatief karakter, zoals toelichtingen op normen, constructieve mogelijkheden, werkmethoden en fabricagegegevens. NPR’s hebben geen normatieve waarde, maar zijn zodanig van opzet dat ze in de bestekken verplicht kunnen worden gesteld. NPR 2053 ´Lasverbindingen met betonstaal en stalen strippen´ 2012 is een veel toegepaste richtlijn bij de uitvoering van hecht- en krachtlasverbindingen van betonstaal.
Alle normen en NPR´s worden opgesteld door deskundigen en vastgesteld door het Nederlands Normalisatie-instituut.

In de wapeningsbranche wordt gebruikgemaakt van KOMO- kwaliteitsverklaringen. We kennen vier gangbare typen kwaliteitsverklaringen:

  • Attest.
    Een attest wordt gebruikt voor bouwdelen en producten waarvoor de prestatie van het ontwerp wordt beoordeeld.
    Voorbeeld: Verankering van voorspansystemen.
  • Productcertificaat.
    Een productcertificaat is een document met een verklaring dat een product in overeenstemming is met een bepaalde specificatie in een beoordelingsrichtlijn (BRL). De BRL is gebaseerd op een norm of attest. De producten worden voorzien van een certificatiemerk.
    Voorbeelden: ´Betonstaal´ gebaseerd op de BRL 0501 en ´Buig- en vlechtwerk en gehechtlaste (prefab) wapeningsconstructies´ gebaseerd op de BRL 0503.
  • Procescertificaat.Een procescertificaat is een document met een verklaring dat werkzaamheden in overeenstemming zijn met bepaalde ´processpecificaties´ in een BRL. Deze BRL is in het algemeen gebaseerd op een norm, CUR-Aanbeveling of een attest.
    Voorbeeld: ´Het aanbrengen van constructieve ankers in verhard beton´´ gebaseerd op de BRL 0509.
  • Kwaliteitssysteemcertificaat
    Bij kwaliteitssysteemcertificatie wordt, net als bij procescertificatie, een activiteit beoordeeld. Dit geschiedt echter niet op basis van een BRL. De certificaathouder heeft zijn kwaliteitsmanagement afgestemd op de in NEN-EN-ISO 9001 opgenomen aspecten. Hij is zelf verantwoordelijk voor de aan te houden werkwijzen en controles. Bovendien moet hij het gehele kwaliteitssysteem op papier vastleggen in een kwaliteitshandboek, in procedures en in werkinstructies.
    De certificatie-instelling beoordeelt of aan de ISO-norm wordt voldaan, of het kwaliteitssysteem werkt en of men werkt volgens het vastgelegde systeem.

Op wapeningsgebied zijn veel richtlijnen uitgegeven. Het Handboek Praktisch Wapenen (uitgave: Betonvereniging) geeft hierover veel informatie. Hetzelfde geldt voor CUR-aanbevelingen. CUR-Aanbevelingen zijn zodanig van opzet dat ze in de bestekken verplicht kunnen worden gesteld.

Gezien de mate waarin certificering en kwaliteitsborging onderdeel uitmaken van het tegenwoordige bouwproces, moet voor het betonstaal KOMO-gecertificeerd materiaal worden gebruikt. De wapening in een constructie is bepalend voor sterkte, stijfheid en stabiliteit ervan en de mechanische eigenschappen moeten gegarandeerd zijn.
De volgende materialen met bijbehorende eigenschappen worden onderscheiden:

  Re (fy)
(N/mm²)
fyd
(N/mm²)
Es
(N/mm²)
Agtsu)
(%)
B 500 A 500 435 200.000 3
B 500 B 500 435 200.000 5
B 500 C 500 435 200.000 7,5
symbool fabricagewijze
HWL warmgewalst betonstaal luchtgekoeld
HWL warmgewalst met water gekoeld betonstaal
HK warmgewalst en koud nagerekt betonstaal
HKN koudvervormd betonstaal als wapeningsnetten of staven

Het walsen en nabehandelen van betonstaal kan op verschillende manieren gebeuren. De productieprocessen en de bijbehorende nabehandeling leiden tot andere materiaaleigenschappen. De wijze waarop wordt geproduceerd, is aangegeven in de naam of omschrijving van de staalsoort.

Warmgewalst betonstaal. De productie is gebaseerd op het warm uitwalsen van gegoten walsblokken of het warm uitwalsen van continu gegoten halfproducten. De mechanische eigenschappen ontstaan op basis van de chemische samenstelling van het staal en een warmwalsbehandeling die gevolgd wordt door afkoeling, voornamelijk in lucht.

Warmgewalst met water gekoeld betonstaal. Bij dit procédé wordt het gewalste materiaal direct na walsen eerst intensief met water gekoeld en vervolgens in de lucht gedroogd. Ten opzichte van warmgewalst betonstaal zijn de mechanische eigenschappen wezenlijk anders. Door het koelen wordt het staaloppervlak eerst gehard en vervolgens tijdens het drogen in de lucht, door de warmte vanuit de staafkern weer opgewarmd. De gevolgde wijze van afkoelen levert een bijzondere staafkwaliteit op. De kern is taai en kan meer keren buiging ondergaan, terwijl de ‘schil’ bros is. Het is een staaf die nauwelijks gevoelig is voor kerfwerking en vooral geschikt is om meer keren gebogen te worden. Als voorbeeld kunnen de stekkenbakken worden aangegeven, waar de staven functioneel moeten worden teruggebogen (met daartoe geschikt gereedschap) zonder dat kwaliteitsverlies optreedt. Maar ook de aanvoer op de rol levert meer keren buiging op (de opgerolde staaf richten, rechtbuigen, en eventueel na knippen weer in de gewenste vorm buigen).

Warmgewalst en koud nagerekt betonstaal wordt verkregen door het koudtrekken van warmgewalst betonstaal, met het doel de mechanische eigenschappen wezenlijk te veranderen.

Koudvervormd betonstaal wordt verkregen door het walsdraad in koude toestand door een treksteen met een kleinere opening dan de walsdraaddiameter te trekken. Vervolgens wordt de draad koud gereduceerd door het driezijdig profielwalsen, met het doel de mechanische eigenschappen wezenlijk te veranderen.

Alle opgenomen betonstaalsoorten zijn lasbaar met inachtneming van de geldende richtlijnen voor het lassen en verbinden van betonstaal volgens NPR 2053. Ogenschijnlijk is het assortiment dat in de NPR is opgenomen, beperkt. De redenen waarom dit gedaan is en bovendien uitsluitend lasbaar betonstaal in deze norm is opgenomen, zijn:

  • door de verbeteringen in het productieproces is zonder kostenverhoging of kwaliteitsverlies een goed lasbare kwaliteit te leveren;
  • het aantal staalsoorten is beperkt omdat, teneinde economisch te construeren, er voldoende variatie in diameter en aantal staven per m¹ te realiseren is. Bovendien wordt bij dit beperkte aantal soorten betonstaal, vergissingen bij het verwerken ervan voorkomen;
  • keuringen van het productieproces en het afleveren van gecertificeerd materiaal zijn bij deze beperkte hoeveelheid soorten eenvoudig uitvoerbaar en beperken de kans op fouten;
  • uit veiligheidsoverwegingen is het wenselijk dat op de bouwplaats en in wapeningscentrales alleen KOMO-gecertificeerd betonstaal voorhanden is.

Door rond betonstaal tijdens het walsen van een profilering te voorzien, verliest de staaf zijn zuivere ronde vorm. Bij geprofileerd staal wordt daarom gesproken van de kenmiddellijn, aangeduid met Øk. Het is de middellijn van een denkbeeldige staaf met een cirkelvormige doorsnede, waarvan lengte, inhoud en massa gelijk zijn aan die van de werkelijke staaf met een geprofileerd oppervlak (figuur 5.2). In de Eurocode wordt uitsluitend gesproken van de (staaf)diameter Ø.

De laatste tijd schenken opdrachtgevers ook aandacht aan het fenomeen ‘aardbeving’. Door de actuele ontwikkelingen in Groningen (aardschokken als gevolg van de aardgaswinning) en Limburg (aardbevingen als gevolg van mijnbouw) wordt in Nederland op korte termijn B500C geïntroduceerd. Deze wapening is speciaal bedoeld voor aardbevingsgebieden. Deze soort is slechts beperkt KOMO-gecertificeerd.

Een overzicht van de KOMO/BV-certificaten ‘betonstaal’ staat in het KIWA-boekje ‘Wapeningsstaal; overzicht van producenten en merken’.

Figuur 5.2 Aanduiding kenmiddellijn van geprofileerd betonstaal

Gecoat of verzinkt betonstaal
Als een betonconstructie wordt blootgesteld aan een agressief milieu, zoals bij constructies aan zee of bij betonelementen die in een weg de invloed van dooizouten ondervinden, worden ontwerp en detaillering afgestemd op een bijbehorende duurzaamheidsklasse. Als echter het gevaar voor aantasting van de wapening door de inwerking van chemische stoffen groot is, kan verzinkt of gecoat wapeningsstaal worden toegepast. Wel moet worden gelet op een aanpassing van de las- en verankeringslengte, aangezien door de oppervlaktebehandeling de hechting van het staal aan het beton minder wordt.

5.3

Automatisering in wapeningscentrales

De manier van tekenen is in de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Werd er vroeger aan een tekenbord getekend, met een kroontjespen en met behulp van een tekenhaak, vandaag de dag wordt er getekend vanachter het bureau met behulp van een computer. Daarmee is de ontwikkeling echter nog niet beëindigd. Integendeel, er zijn nieuwe mogelijkheden in het tekenen van wapening die ook voor de wapeningsbranche de nodige gevolgen zullen hebben. Van verschillende ingenieursbureaus ontvangen wapeningscentrales tekeningen, waaruit de nodige informatie voor productie moet worden gehaald. Voor deze tekeningen is veelal gebruik gemaakt van programma’s als Autocad, Tekla of Revit. Vanuit deze tekeningen maakt een buigstatenmaker in de centrale de buigstaten. Hij bepaalt de lengte en het aantal staven. Daarbij houdt hij rekening met kniplengten en mogelijke combinaties daartoe uit handelslengten. Met het nummeren van de staven op de tekening (genummerde wapeningstekening) legt hij vast in welke volgorde de vlechter straks op het werk de staven gaat ‘uitlopen’.
De vanuit de tekeningen gemaakte buigstaten hebben een vierledig doel:

  • informatie voor de knipper om te kunnen knippen;
  • informatie voor de buiger om de staven te buigen;
  • informatie om de wapeningsconstructie te maken;
  • informatie om de hoeveelheid betonstaal af te rekenen met de opdrachtgever.

Bij grote werken komt daar nog een doel bij:

  • informatie om staaflengten op maat te bestellen bij walswerken.

Bij de meeste centrales worden de buigstaten eerst in concept handmatig gemaakt, waarna de informatie in de computer wordt overgebracht. Naast de buigstaten kunnen labels worden geprint die de knippers en buigers gebruiken om te produceren. De productiemachines worden dus nog niet door het productiebureau aangestuurd. Toch is er al een enkele centrale die ook dit onderdeel heeft geautomatiseerd. De hiervoor benodigde (computerprogramma) modules zijn onmisbaar voor verdere automatisering van het wapeningsproces. Dankzij de koppeling van de in de software aanwezige buigstaat kunnen alle daarop volgende bedrijfsprocessen (inkoop, opslag, tijdstip van produceren, knippen, buigen, tussenopslag en transport) voor de wapeningsindustrie verder worden geautomatiseerd en geoptimaliseerd.

Door de bedrijfseigen kenmerken aan de buigstaatspecificaties toe te voegen, kunnen veel meer bedrijfsactiviteiten worden voorzien van informatie, zoals productiecapaciteit, planning van laswerkzaamheden en de vervoersplanning. Het voordeel is dat de werkzaamheden die normaal gesproken als zelfstandige processen binnen het bedrijf functioneren, nu direct inzichtelijk worden gemaakt. De verdeling van de te produceren wapening over de verschillende machines, planning van lastafels en afvoerplanning is direct gekoppeld aan dezelfde informatie.
Steeds meer ingenieursbureaus, maar ook wapeningscentrales, leggen zich toe op het digitaal tekenen van wapeningsconstructies met onder meer CAD-programma’s. Met speciale wapeningstekenprogramma’s (bijvoorbeeld Allplan) worden alle staven afzonderlijk, zowel in 2D als 3D, uitgetekend zodat een exact beeld van de praktijk ontstaat. Vanuit deze wapeningstekening kan rechtstreeks een buigstaat worden gegenereerd. Op deze manier kan vóór productie (knippen en buigen) worden gecontroleerd of alle staven passen, of het aantal staven correct is en of de staven elkaar niet kruisen. Dit is niet alleen efficiënt, maar voorkomt fouten en is daardoor kostenbesparend. De wapeningsprogramma’s houden rekening met handelslengten, laslengten, onzuiverheden (profilering van de wapeningsstaven) en buigdoornstralen conform de Eurocode.

De mogelijkheden van de softwarepakketten zijn legio. Met krachtige softwarepakketten kunnen eenvoudige en complexe (infra) betonconstructies worden gewapend. Daarnaast is er een bibliotheek aanwezig met compleet geparametriseerde wapening voor allerlei elementen en details. Naast staven kunnen ook netten worden gebruikt. Ook is er de mogelijkheid netten te genereren die automatisch door een nettenmachine kunnen worden vervaardigd. Voor de fabricage van (staaf)netten hebben sommige centrales een eigen softwareprogramma ontwikkeld. Met een dergelijk programma kunnen adviesbureaus op een ‘directe’ wijze de berekende oplossing vertalen in een oplossing met (pas- en staaf-)netten.
Veel centrales wensen verregaand te prefabriceren. Prefabriceren maakt sneller produceren en leveren mogelijk. Bovendien zijn de arbeidsomstandigheden optimaler en kan er een kwaliteitscontrole op het eindproduct worden uitgevoerd. Prefabricage vraagt echter wel om een betere afstemming van werkvoorbereiding en productie.
Het wapeningstekenpakket ondersteunt de werkvoorbereiding met behulp van een onderverdeling van buigstaten in bouwfasen, elementen en elementonderdelen en voorziet in de productieplanning bij bewerkingen met machines, het lassen, en de handelingen op de bouwplaats. Deze projectopbouw stelt de werkvoorbereider in staat een project te verdelen in bouwfases en per bouwfase aan te geven uit welke elementen deze is opgebouwd. Het onderscheid in elementen wordt al bij het wapeningsontwerp in het tekenpakket bepaald. De specificaties van de buigstaat worden in de elementen ondergebracht. Door de elementen te voorzien van een leverdatum kunnen ze worden opgenomen in de planning. Bij verschuiven van de leverdatum is het effect in de bezetting van de machines (in rij en kg) direct zichtbaar. Deze wijzigingen kunnen ook direct zichtbaar worden gemaakt in de lasplanning en afvoerplanning.
Het geautomatiseerd be- en verwerken van betonstaal in steeds verder geautomatiseerde centrales stelt steeds hogere eisen aan de getekende wapening. In toenemende mate geven centrales dan ook tekenopdrachten aan ingenieursbureaus, die gelieerd zijn aan deze centrales. Er zijn ook centrales die zelf overgaan tot het tekenen met CAD-programma’s om zo te komen tot wapeningsconstructies die efficiënter te produceren zijn. De verwachting is, dat dit uittekenen door of via centrales in de toekomst verder zal toenemen. Hierbij zal een goede afstemming met het ontwerpende ingenieursbureau gewaarborgd moeten blijven.
Het ontwerpende ingenieursbureau is en blijft de eindverantwoordelijke voor het aantal staven, de staafvorm, de diameter, h.o.h.-afstanden, laslengten, dekking enzovoorts.

Het toepassen van geprefabriceerde wapening kan met onderdelen die al of niet standaard in de wapeningscentrale zijn vervaardigd en op het werk nog worden aangevuld met het nodige handwerk. De bekendste toepassing daarvan zijn de wapeningsnetten. In de afgelopen jaren zijn er, door automatisering in de wapeningscentrales, vele mogelijkheden bijgekomen. Dit is een ontwikkeling die volop gaande is en nog vele jaren zal doorgaan. Als gebruikers meer van deze producten gaan toepassen, zal dat voor de centrales een extra stimulans zijn tot het aanschaffen van meer automaten. Het volgende overzicht laat zien waartoe de centrales anno 2014 in staat zijn.

Pasnetten
De standaard voorraadnetten, vaak ook letternetten genoemd, worden gemaakt door, in het geautomatiseerd maken van wapeningsproducten gespecialiseerde, nettencentrales. Tevens worden in deze bedrijven de tralieliggers, de supportliggers en de pasnetten gemaakt.
Pasnetten worden op bestelling van de klant met dezelfde machines gemaakt. Daarbij is een zekere seriegrootte gewenst. Deze pasnetten zijn dan afgestemd op de afmetingen en wapeningshoeveelheden van de betonconstructie van het project. Als levertijd moet met 5 werkdagen rekening worden gehouden.
Kleine hoeveelheden pasnetten kunnen ook door de wapeningscentrales worden gemaakt. Deze netten worden zowel gelast door de puntlasmethode, als door middel van MIG/MAG- lassen.

Rolmatten/spinmatten
Rolmatten zijn opgerolde halve netten. Twee rolmatten dwars over elkaar heen vormen pas een volledig wapeningsnet.
Rolmatten worden op bestelling gemaakt. Zowel vanuit staven als vanaf de rol worden de staven geknipt en op bandstaal gelast. De lasafstand op het bandstaal bepaalt de maaswijdte. Diameter, staaflengte en maaswijdte mogen binnen een net variëren. Hiermee kunnen de benodigde mm2 zeer goed worden benaderd. Om het net tijdens het lassen te kunnen oprollen, wordt ter plaatse van het bandstaal h.o.h. 1550 mm een ronde beugel geplaatst. Deze ronde beugels komen vrij bij het uitrollen van de rolmatten.

Rolmatten kunnen in principe met alle staafdiameters worden gemaakt. Een rolmat weegt meestal 1500 tot 2000 kg met een maximum van 2500 kg. Gezien dit maximale gewicht wordt in de praktijk de maximale diameter beperkt tot Ø 16 en Ø 20. In korte rolmatten wordt ook wel Ø 25 mm verwerkt. Het komt echter ook voor dat Ø 32 mm als extra staven in rolmatten worden gelast.

Bij spinmatten is het bandstaal vervangen door gewarteld binddraad. Evenals bij de rolmatten kunnen de onderlinge staafafstanden variëren en kunnen overlappingslassen verspringend worden toegepast.
Rol- en spinmatten hebben vele toepassingsmogelijkheden. Ze vormen één van de beste oplossingen om het optillen, uitlopen en neerleggen van het zware betonstaal op de bouwplaats in één klap te voorkomen.

Staafnetten zijn net als rol- en spinmatten ook halve netten (één-richtingsmatten). Staafnetten worden gemaakt vanuit rollenstaal of (geknipte) handelslengten. Bij deze staafnetten zijn ook alle (grote) diameters mogelijk. Alle variaties zijn binnen een net mogelijk, zoals verschillende diameters, onderlinge afstanden, laslengten, sparingen enzovoorts. Een staafnet maakt het mogelijk dat het zware handmatig uitlopen van de staven wordt vervangen door het plaatsen met de kraan. Met het toepassen van staafnetten kunnen hoge productiesnelheden worden bereikt.

Figuur 5.3 De rolmat tijdens plaatsing in het werk
5.4

Keuring, certificering en codering

Betonstaal kan zonder nadere keuring worden gebruikt als de aangevoerde partijen zijn voorzien van een kwaliteitsverklaring. Kwaliteitsverklaringen worden afgegeven door instellingen die door de Raad van Accreditatie zijn erkend als certificatie-instelling op het gebied van de bouw. Voor de keuring van betonstaal is de Unit Bouwtechniek van de KIWA erkend. Deze instelling keurt en onderhoudt het overzicht van alle productiebedrijven die zijn gecertificeerd en dus gecertificeerd wapeningsstaal kunnen leveren. In een jaarlijks verschijnende uitgave worden alle gecertificeerde producenten bekendgemaakt. Voor de keuring worden de verschillende materiaalgroepen getest op de mechanische en technologische eigenschappen die in de normbladen zijn beschreven.
Zowel de technologische als de mechanische proeven en eisen staan uitvoerig beschreven in NEN 6008 Betonstaal: 2008.

Om betonstaal van een bepaalde producent te kunnen identificeren, worden walsmerken in de staven aangebracht. Deze merken moeten bij een afnamecontrole worden gecontroleerd. In elk KOMO- productcertificaat is door middel van tekst en afbeelding ondubbelzinnig de wijze van merken weergegeven. Tevens zijn de specificaties van het product opgenomen.
Het boekje KIWA – Wapeningsstaal kan worden geraadpleegd om te controleren of er een geldig KOMO-product-, attest met product- of procescertificaat beschikbaar is.
Door de optische controle is de behoefte aan een duidelijke herkenning groot. In het KIWA-boekje is een overzicht opgenomen waarin de gebruiker de walsmerken en labels kan herkennen.

B500 is verkrijgbaar in verschillende staalsoorten en leveringstoestanden, namelijk staalsoort A, B of C in de leveringsvorm rollen, staven, gepuntlaste wapeningsnetten en tralieliggers. De gewenste uitvoering wordt in het bestek voorgeschreven.
De herkenbaarheid van de verschillende fabricagewijzen is (situatie 2014):
Warmgewalst met water gekoeld betonstaal ( voorheen HWL) is tweezijdig geribd; gangbaar aan één zijde voorzien van evenwijdige ribben en aan de andere zijde ribben die afwisselend verschillende hoeken maken. Het staal is te leveren in de staalsoort B500B en C.
Warmgewalst en koud nagerekt betonstaal (voorheen HK) is gangbaar vierzijdig geribd met evenwijdige ribben in visgraadmotief. Het staal is te leveren in de staalsoort B500B en mogelijk in de toekomst in C.
Koudvervormd betonstaal (voorheen HKN) is gangbaar driezijdig geribd. Het staal is te leveren in de staalsoort B500A driezijdig geribd, met evenwijdige ribben waarvan één zijde een afwijkende hoek (visgraadmotief) maakt en B 500B driezijdig geribd, met uitsluitend evenwijdige ribben (zie fig. 5.4).

De staalsoorten moeten door middel van een onderscheidend walsmerk zijn geregistreerd.
Walsmerken moeten op onderlinge afstanden van ongeveer 1 m zijn aangebracht in elk geval zijn voorzien van een uniek fabrieksmerk, waardoor de fabrikant herkenbaar is en kan worden gecontroleerd of het materiaal KOMO-gecertificeerd is.

Figuur 5.4 Voorbeeld walsmerk voor B500B leveringstoestand HKN
Specificatie Merk
B500 (B of C) (HWL) staven of rollen walsmerk
B500 (B) (HK) staven of rollen walsmerk
B500 (A of B) (HKN) staven of rollen walsmerk en label
B500 gepuntlaste wapeningsnetten en staven walsmerk en label
B500 gehechtlaste wapeningsnetten en staven walsmerk en label
5.5

Lassen van betonstaal

De introductie van de wapeningscentrale, de toepassing van standaard voorraadnetten en het prefabriceren van wapeningskorven, hebben geleid tot de vraag naar gelaste verbindingen. Door het gebruik van het hoogwaardige B500, moeten eisen worden gesteld aan de wijze van uitvoering van gelaste verbindingen. Deze eisen zijn verwerkt in normen en richtlijnen. In NEN 6008, NPR 2053 en de BRL’s 0503 en 0512 wordt uitvoerig ingegaan op de eisen voor het lassen van betonstaal.
NEN 6008 geeft onder meer informatie over de chemische eigenschappen van het staal (lasbaar betonstaal bevat ten hoogste 0,22% koolstof; aan het mangaangehalte worden geen eisen gesteld). Niet-lasbare staalsoorten komen in de norm niet meer voor. Artikel 1 van NEN 6008 stelt dat alle in de norm vermelde staalsoorten lasbaar zijn, met inachtneming van de geldende richtlijnen voor het lassen en verbinden van betonstaal volgens de NPR 2053 'Lassen en verbinden van betonstaal'. Deze NPR geeft richtlijnen voor:

  • de te gebruiken lastechnologie (de wijze waarop de verschillende verbindingstypen met de daarvoor in aanmerking komende lasprocessen kunnen worden gerealiseerd);
  • de soorten verbindingen;
  • de keuring van gelast betonstaal en van mechanische verbindingen;
  • vooronderzoek en keuring van het laswerk en de mechanische verbinding.

Ondanks het feit dat alle betonstaal inmiddels lasbaar is, is het lassen van betonstaal slechts onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Dit houdt verband met de methode van nabehandeling en de chemische samenstelling van het staal. Vooral het koolstofgehalte is van belang. Als het koolstofgehalte toeneemt, nemen de treksterkte, maar daarmee ook de brosheid en de gevoeligheid van het materiaal toe. De hoge temperaturen die plaatselijk optreden, kunnen bij ondeskundig aanbrengen tot sterkteverlies en ongunstige structuurveranderingen in het materiaal leiden, met kwaliteitsverlies als gevolg.
Het begrip lasbaarheid kent dus een aantal voorwaarden die in acht genomen moeten worden. Het betekent in de praktijk dat alleen in lasstraten of door gekwalificeerde lassers lasverbindingen mogen worden aangebracht. NPR 2053 geeft veel informatie over lassen en de verschillende lasverbindingen. De vermelde bijzonderheden zijn voor de geautomatiseerde verwerking van wapening van belang.

Bij hecht- en krachtlassen van de wapening op de bouwplaats zullen aanvullende kwaliteitseisen worden gesteld. Immers, het elektrodelassen geeft in het algemeen te veel warmte met als gevolg degeneratie van de mechanische eigenschappen.
Het MIG/MAG-lassen is buiten niet gebruikelijk. Immers het beschermgas waait op de bouwplaats weg. Met andere woorden lassen op de bouwplaats is niet toegestaan, tenzij wordt aangetoond dat de lasser met het gekozen lasproces voldoet (zie BRL 0503 en NPR 2053 art 8.2).

Aangezien de kans bestaat dat kwaliteitsverlies optreedt bij ondeskundig lassen aan betonstaal, wordt onderscheid gemaakt in drie sterktecategorieën, die alle in NPR 2053 zijn omschreven.

  • Constructieve las.
    Dit zijn de toegestane lasverbindingen die volledige krachtsoverbrenging beogen. Er wordt onderscheid gemaakt in een kruislasverbinding, een overlaplasverbinding en een stompe-lasverbinding. Ze worden uitsluitend toegepast voor het verlengen of verankeren van betonstaal.
  • Semi-constructieve las.
    Dit is een lasverbinding van kruisende staven door middel van weerstandspuntlassen, waarbij de kruislasverbinding de meest toegepaste verbinding is.
  • Niet-constructieve las.
    Dit zijn alle lassen die bedoeld zijn om de binddraadverbinding te vervangen. Het zijn lassen die uitsluitend voor transport en/of montage nodig zijn. Kenmerkend is dat de totale warmte-inbreng zeer gering is, omdat de lasduur slechts tot enkele seconden beperkt is, waardoor geen sprake kan zijn van kwaliteitsverlies.

De eisen die aan de levering en verwerking van betonstaal worden gesteld en daarmee ook aan wapeningscentrales, hebben ertoe geleid dat de meeste wapeningscentrales gecertificeerd zijn. In paragraaf 5.8 ‘Wapeningscentrale’ wordt hieraan nader aandacht besteed.

Wapeningsconstructies zijn te beschouwen als samengestelde wapeningskorven, waarbij de korven als geprefabriceerde onderdelen in het werk worden geplaatst en daar aan elkaar gekoppeld tot wapeningsconstructies. Is de samenstelling van alle hoofd- en verdeelwapening tot wapeningskorf te gecompliceerd of niet vervoerbaar, dan wordt de prefabricage beperkt tot die van beugelkorven waarbij de korven in het werk worden geplaatst, waarna de hoofdwapening wordt aangebracht. De uiteindelijke wapeningsconstructie wordt in het werk gekeurd aan de hand van wapeningstekeningen.

Omwille van Arbo-gerelateerde (zie 5.11) redenen (zwaar tillen, gebogen rug enz.) en de mogelijke tijdwinst op de bouwplaats, zullen verschillende wapeningscentrales sturen op geprefabriceerde wapeningsconstructies.

5.6

Verbindingen en andere uitvoeringstechnische bijzonderheden

Nog altijd blijven bij het voorbereiden en realiseren van bouwprojecten mogelijkheden tot een verbetering van de kosten-kwaliteitverhouding onbenut. Dit geldt eveneens voor de kosten van de wapening van een betonconstructie. Aanzienlijke economische voordelen zijn te behalen als in het ontwerpstadium rekening wordt gehouden met het bewerken (knippen en buigen) van het betonstaal in de wapeningscentrale en bij de detaillering wordt uitgegaan van het gebruik van prefab wapeningskorven en -netten op de bouwplaats zelf. Praktisch detailleren van de wapening levert een belangrijke bijdrage aan het bereiken van het juiste kwaliteitsniveau en een optimale kosten-kwaliteitverhouding. De eisen die aan praktisch detailleren kunnen worden gesteld, verschillen per bouwsector. Voor woningbouw gelden andere uitgangspunten dan voor een hoogwaardige constructie in de civiele bouw en dat niet alleen door het verschil in toegepaste kenmiddellijn.
Bij het praktisch detailleren van wapeningsconstructies worden in de verschillende bouwsectoren de volgende aspecten in acht genomen:

  • de gemiddelde diameter van het betonstaal en het dimensioneren op basis van gekozen ‘standaard’ diameters;
  • duurzaamheidsklasse;
  • prefabricage in een wapeningscentrale;
  • noodzakelijke voorbereidingstijd;
  • procesbeheersing;
  • bereikbaarheid van de plaats waar wordt gevlochten en de plaats vanwaar het geknipte en gebogen of geprefabriceerde materiaal in de bouw wordt gehesen;
  • stelmogelijkheid en fixering van de wapeningsnetten;
  • werkvolgorde in relatie tot de bekisting;
  • stort- en trilmethoden van het betonmengsel;
  • prefabricage van korven en netten en de gewenste toleranties.

Ondanks de verschillen tussen de sectoren kunnen algemene aanbevelingen worden gegeven voor de gehele wapeningsbranche. CUR-rapport 74 geeft aanbevelingen voor het ontwerpproces die hun uitwerking hebben in het maken van wapeningsconstructies. Ook zijn standaarddetails als voorbeeld aangegeven. Voor het prefabriceren van niet-standaardconstructies is een rapport verschenen van de Stubeco-studiecel ‘Prefabriceren van wapening, niet-standaardconstructies’ (zie Stubeco-rapport B04-2).
Al deze bijzonderheden, die verband houden met detailleren, hebben invloed op de keuze van oplossingen voor verbindingen, details en verwerking van wapeningsstaal.

Verankeren en verlengen van betonstaal
Constructief gezien moet de wapening inwendige krachten in een betonconstructie opnemen en overbrengen. Het verankeren van betonstaal is nodig om de kracht in de wapeningsstaaf over te brengen naar het omringende beton.
Bij gewapend beton geldt dat de trekstang - de wapening - goed verankerd zit in of achter de drukboog. In de GTB2013-tabellen 15.5a t.m. 15.8d zijn de overlappingslengten voor staven Ø6 t.m. Ø40 voor de betonsterkteklassen C 12/15 t.m. C 53/65 aangegeven. In de uitvoering wordt het begrip ‘verankeren’ ondervonden bij de beëindiging van een betonconstructie, toepassing van prefab-betononderdelen en bij de verlenging van wapeningsstaven.
De constructeur die de dimensionering en detaillering heeft verzorgd, geeft mede aan welke eisen aan de verbinding moeten worden gesteld en hoe deze verbinding (verankering of verlenging) eruit moet zien. De meest voor de hand liggende verbinding is die van een overlappingslas of overlaplas.

Deze verbinding is eenvoudig en snel te maken. Hierbij worden staven over een voorgeschreven laslengte koud naast elkaar (figuur 5.5) gelegd. De trekkracht Ns wordt van de ene staaf op de andere staaf overgebracht door het omhullende beton.

Figuur 5.5 Overlaplas

De kwaliteit van verbindingen is essentieel voor de draagkracht van de gehele betonconstructie en verdient alle aandacht van ontwerper, uitvoerder en wapeningsleverancier. Er zijn vele mogelijkheden voor verlenging en verankering beschikbaar. Daarom is een goede afstemming tussen deze drie partijen over geschikte alternatieven noodzakelijk.
Hoewel veel oplossingen gebaseerd zijn op de gekozen prefabricage- en uitvoeringsmethode, zijn de betrokkenheid en een rechtstreeks contact met de constructeur onontbeerlijk voor het vaststellen van kwalitatief geschikte alternatieven. Uit de mogelijkheden kan worden gekozen voor het meest economische alternatief.
Verbindingen kunnen bestaan uit staafverlengingen, deuvels, schroefhulzen, ankerbouten en ankerrails, maar ook uit achteraf aangebrachte verankeringen met spreidankers of chemische ankers. Bij de keuze van de oplossing moet worden bedacht dat veel leveranciers uitgaan van tabellen die zijn gebaseerd op eigen productonderzoek. Bij de opgave van toelaatbare belastingen ontstaat de situatie waarbij de leverancier via deze tabellen de veiligheid in de constructie bepaalt. In dat geval is de verantwoordelijkheid voor de constructie niet goed geregeld. Deze situatie moet worden vermeden.

Het valt buiten de scope van dit handboek om een actueel overzicht te geven van de op de markt beschikbare doorkoppelsystemen. Wel worden kenmerkende bijzonderheden vermeld. De verschillende systemen worden in het Stubecorapport B05 ‘Doorkoppelsystemen’ verder uitgediept.
Van verlenging is sprake als langere staven gewenst zijn dan de handelslengten, zoals bij lange sluiswanden. In het algemeen is dan een overlaplas de meest voor de hand liggende oplossing voor verlengen van de staven. Verlengen door (smelt)lassen is een andere mogelijkheid, maar dit vereist bijzondere apparatuur.
Er zijn situaties waarin een overlaplas niet mogelijk is, bijvoorbeeld door plaatsgebrek of als wapening over de grens van een stalen bekisting doorloopt.

Doorkoppelsystemen
In gevallen waarin het niet mogelijk of ongewenst is wapeningsstaven met overlaplassen te verlengen, kunnen doorkoppelsystemen worden gebruikt. De belangrijkste constructieve redenen kunnen zijn:

  • als er onvoldoende lengte is om een overlaplas aan te brengen;
  • bij het constructief doorverbinden van prefab elementen.

Andere redenen om doorkoppelsystemen toe te passen, kunnen zijn:

  • als de plaats van een doorkoppeling zodanig is dat overlaplassen tot uitvoeringstechnische problemen leiden;.
  • als de wijze waarop een repeterende bekisting wordt gebruikt, het ongewenst maakt dat de wapening door de bekisting steekt;
  • als aansluitende betononderdelen in een latere fase worden gestort of buiten het beton uitstekende wapening gevaarlijk werken oplevert.

In deze gevallen biedt een doorkoppelsysteem een goed alternatief voor doorgaande wapening of overlaplassen. Het te kiezen type is afhankelijk van de constructieve, praktische en uiteraard ook de economische mogelijkheden (zie Stubeco-rapport B05 ‘Doorkoppelsystemen’.)

De primaire functies van doorkoppelsystemen zijn:

  • mechanische verbindingen in de constructie;
  • mechanische verbindingen in een voeg;
  • stekverbindingen;
  • (smelt)lasverbindingen.

Doorkoppelsystemen zijn te verdelen in klemmoffen, schroefmoffen, persmoffen en gietmoffen. Naast de belastbaarheid is vooral de wijze waarop een mof wordt aangebracht, onderscheidend voor het type.
Bij klemmoffen is het noodzakelijk dat de staafeinden haaks en vlak worden afgewerkt. Ze worden aangeslagen en de staven worden met de wigvormige uitvoering van de beide helften met elkaar verbonden.
Bij schroefmoffen is nog verschil aan te geven tussen tapsvormig uitgevoerde draadeinden, gerolde draad die via een walsprocédé is aangebracht en gesneden draad. In alle gevallen zijn specifieke systeemonderdelen nodig om een constructieve verbinding te maken.
Persmoffen worden met behulp van speciaal gereedschap op het werk koud om de staven geperst.
Gietmoffen worden in Nederland zelden toegepast; het systeem is gebaseerd op het gieten van een gietmassa in de opening tussen staaf en klem.

De normeisen ten aanzien van treksterkte, breuk, slip, duurzaamheid en brandbestendigheid staan in de volgende normen en/of richtlijnen:

Constructief NEN 6008
NEN-EN 1992
Betonstaal
Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies
- Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen
Uitvoering NEN 6722 Voorschriften Beton Uitvoering, VBU 2000
Wapening NEN 6146

NPR 2053
Wapeningstaven voor gewapend beton.
Vormen, coderingen en buigstaat
Lassen en verbinden van betonstaal
Certificatie BRL 0501
BRL 0504
BRL 0505

BRL 0506
BRL 0512
Betonstaal
Mechanische verbindingen van betonstaal
Wapeningssystemen voor onderbrekingen
van thermische bruggen in beton
Stekken- en doorkoppelbakken
Krachtlasverbindingen met betonstaal en stalen strippen
Figuur 5.6 Schroefmofverbindingen met cilindrische en conische schroefdraad Figuur 5.7 Stekkenbak

Over de keuring van lasverbindingen is meer te lezen in par. 3.5 van het Handboek Praktisch Wapenen (uitgave: Betonvereniging).

Stekkenbakken
Dit zijn afsluitbare geprofileerde kunststof of geperforeerde plaatstalen bakken van een standaardlengte, met daarin opgenomen voorgevormde staven betonstaal als haarspeld of gebogen staven met een standaard h.o.h.–afstand; maximale diameter 12 mm. De stekkenbak is een onmisbaar hulpmiddel geworden om bouwprojecten efficiënt te kunnen uitvoeren. Stekkenbakken maken het mogelijk zonder constructief kwaliteitsverlies, betonwanden en vloeren gefaseerd en na elkaar te kunnen storten. Het voorkomt het inzetten van kostbare bekistingen en zorgt ervoor dat de manuurkosten voor bekistingen laag blijven.
Een stekkenbak is vrij eenvoudig in het gebruik, maar er bestaat kans op verlies van de belastbaarheid van de verbinding, wat de constructeur niet wenst te accepteren. Dit risico wordt vooral bepaald door de wijze waarop de staven worden uitgebogen. Met speciaal gereedschap kan echter worden voorkomen dat zich bij het uitbuigen, in de stekken een zwanenhals kan vormen - de oorzaak van de vermindering van de belastbaarheid. Bij het uitbuigen van de stekken is dus zorgvuldigheid gewenst en moet instructie worden gegeven om een goed resultaat te krijgen.

Koppelbare stekverbindingen
Tussen de stekkenbak met uit te buigen staven en de mechanische verbindingen van diverse soorten moffen, is een overgangsgebied waar de koppelbare stekverbinding wordt toegepast. Bij onderdelen waar de diameter van de staven meer dan 10 mm bedraagt en de mechanische verbinding een te zware oplossing vormt, is de koppelbare stekverbinding een bruikbaar alternatief. Koppelbare stekverbindingen kunnen worden uitgevoerd in stekkenbakken, koudebrugonderbrekingen, deuvels en deuvelsystemen.

De uitvoering als stekkenbak is te beschouwen als een bijzondere stekkenbak met losse staafeinden die een grotere kenmiddellijnen hebben.
De stekverbinding bestaat altijd uit twee staafeinden, opgenomen in een plaatstalen of kunststof huis. Op het ene staafeind wordt draad gesneden, op het andere wordt een kop gestuikt waarin draad wordt getapt. Er bestaan systemen waarbij aan beide zijden een schroefdraad is aangebracht en een aparte schroefmof voor de verbinding zorgt.

Koudebrugonderbrekingen zijn te beschouwen als bijzondere stekkenbakken. Ze zijn, evenals deuvelconstructies, door het ontbreken van de beschermende betondekking gevoelig voor corrosie als gevolg van een agressieve omgeving (vocht, zeeklimaat enz.). Daarom worden deze systemen uitgevoerd in roestvast materiaal. Een andere mogelijkheid is het coaten of met speciaal beschermend materiaal omhullen van de deuvels. Om de gewenste isolatie te bereiken, wordt de stekkenplank zoals die bij de verschillende systemen wordt toegepast, vervangen door isolatiemateriaal. De in de handel verkrijgbare systemen zijn alle voorzien van certificaten die de aangegeven materiaalkwaliteit en werking garanderen.

Figuur 5.8 Koppelbare schroefmofverbinding Figuur 5.9 Koudebrugonderbreking

T-headed bars
Een recente, nieuwe toepassing met betrekking tot de verankering van wapeningsstaven zijn de T–headed bars. De staven worden voorzien van een plaatverankering. Door het toepassen van deze ankerplaten wordt er bespaard op de verankeringslengte. Aangezien de verankeringslengte in de Eurocode aanzienlijk is vergroot ten opzichte van de voorgaande richtlijnen, wordt het toepassen van deze T–headed bars steeds actueler. Tevens worden haken en bochten voorkomen. Zeker bij het toepassen van grotere diameters worden complexe wapeningsdetails en de uitvoering vereenvoudigd.
Naast deze besparing op de verankeringslengte behoudt de wapening ook zijn functie indien de betondekking verloren gaat (zie fig. 5.11). Ten slotte kan worden opgemerkt dat het toepassen van ankerplaten geen invloed heeft op de sterkte van de wapeningsstaaf. De volledige sterkte van de wapeningsstaaf mag worden benut, mits de betonsterkte voldoende is. De juiste detaillering van de verankering moet in overleg met de constructeur worden vastgelegd.

Figuur 5.10 Toepassing van T-headed bars. Figuur 5.11 Bij verlies betondekking behoudt T-headed bar (rechts) zijn functie, dit in tegenstelling tot traditioneel gebogen wapeningsstaaf (links)

Deuvels en deuvelsystemen
Deuvels en deuvelsystemen worden gebruikt waar constructiedelen van gewapend beton niet monolithisch, maar gescheiden en beweegbaar met elkaar zijn verbonden. Op plaatsen waar door krimp, kruip of thermische uitzetting te grote krachten in een constructie kunnen ontstaan, zijn dilataties nodig. Om de krachten over te brengen wordt traditioneel een oplegneus, console of vertande verbinding toegepast. Nadelen van dergelijke oplegconstructies zijn de extra kosten voor bekisting en wapening. Soms is ook de onderhoudsgevoeligheid een probleem. Verder kan de detaillering de constructievolgorde nadelig beïnvloeden.

Een alternatief voor het overbrengen van krachten, zijn deuvels of deuvelsystemen. Deuvels zijn stalen pennen die aan één zijde vast in het beton worden gestort en aan de andere zijde vrij beweegbaar zijn. Deuvels worden evenwijdig met de bewegingsrichting van de gedilateerde delen in de voeg aangebracht (figuur 5.12).

Figuur 5.12a Deuvelsysteem Figuur 5.12b Deuvelsysteem Figuur 5.12c Deuvelsysteem

In de loop van de jaren zijn deuvelsystemen ontwikkeld die als unit op de bekisting kunnen worden bevestigd en van hulpwapening zijn voorzien. De contramal heeft eenzelfde hulpwapening en wordt na het storten van het eerste betononderdeel, in dit ingestorte eerste deel geplaatst. Om aanhechting te voorkomen werd oorspronkelijk één zijde van de deuvel voorzien van een omhulling van kleefband of PVC. Bij de huidige ‘generatie’ systemen vervullen meestal stalen hulzen of ovale kokers die rol. Er zijn handelssystemen die zelfs bewegingen in zowel langs- als dwarsrichting van een dilatatievoeg toelaten.

Vanwege het toepassen van veelal hoogwaardige materialen en de beperkte omvang van het systeem, treden in de constructie plaatselijk grote spanningen op. Mede door het spanningsverloop over de lengte van de deuvel kunnen plaatselijk spanningspieken of kan scheurvorming in het beton ontstaan. Om een betere spanningsverdeling te krijgen kan men de deuvel voorzien van een stalen conus (drukverdelingsconus) of een dubbel, gekoppeld systeem toepassen. Dit laatste heeft bovendien het voordeel dat de stijfheid van het systeem in het beton groter is dan in de voeg, zodat vervormingen altijd in de voeg optreden. Ter voorkoming van scheuren is extra wapening nodig. De aard van deze wapening is afhankelijk van het gekozen systeem.
Deuvels bevinden zich meestal op plaatsen die moeilijk toegankelijk zijn voor inspectie. Daarom worden hoge eisen gesteld aan de corrosiebestendigheid van het deuvelmateriaal. Er bestaat aanzienlijk kwaliteits- en dus prijsverschil tussen de verschillende soorten deuvels. De samenstelling van de staallegering is bepalend voor de gevoeligheid voor spannings- en putcorrosie. Deuvels kunnen zijn samengesteld uit hoogwaardig CrNiMo of CrNiMoN. De corrosiebestendigheidsklasse staat aangegeven in EN 10088-2. De gevoeligheid voor dynamische belastingen varieert per type. De kans op slijtage kan bepalend zijn voor de keuze van het type.

Inlijmen van wapeningsstaven

Naast het achteraf aanbrengen van korte ankers is het inlijmen van wapeningsstaven een veelgebruikte oplossing. Denk aan het uitbreiden van betonverhardingen, funderingen, het opvullen van trapsparingen, het aanbrengen van een extra trap al of niet met bordessen enzovoort. Het inlijmen van wapeningsstaven (figuur 5.13) gebeurt op overeenkomstige wijze als het aanbrengen van een injectie-lijmanker.
Ingelijmde staven als stekwapening kunnen om een aantal redenen worden toegepast:

  • het wijzigen/uitbreiden van bestaande betonconstructies;
  • het doorkoppelen van wapening ter plaatse van stortnaden;
  • als vergeten is om stekken in te storten;
  • om beschadigde stekken te vervangen.

Kenmerk van de methode met ingelijmde stekken is, dat de belastingen diep in de bestaande betonconstructie worden overgebracht. Voor elke stek boort men (bij voorkeur met ‘lucht’) een gat in de bestaande betonconstructie. In dit gat brengt men een lijmmiddel van cementgebonden lijm aan. Daarna wordt de stek of staaf in het gevulde gat gedraaid.
Het zal duidelijk zijn dat de lijmverbinding in principe even sterk zal moeten zijn als de stek. Van belang voor het verlijmen van stekwapening in beton is ook de Nationale |Beoordelingsrichtlijn (BRL0509) van de KIWA. Deze behandelt het gehele proces van het aanbrengen van constructieve ankers, vanaf het boren tot en met de plaatsing.

In de rapportage van Stubeco studiecel B06 wordt nader ingegaan op het toepassen van ‘lijmwapening’.

Figuur 5.13a Inlijmen van een wapeningsstaaf Figuur 5.13b Inlijmen van een wapeningsstaaf

Om verzekerd te zijn van de juiste dimensionering en uitvoeringsmethode, zijn de projectspecificatie en de plaatsingsinstructie van de leverancier bepalend . De plaats van de in te boren staaf is aangegeven door de constructeur. Die heeft verder gecontroleerd of er geen gevaar bestaat dat wapening of leidingen worden doorboord. Daarna volgen de werkzaamheden:

  • gat boren met boordiameter 4 à 5 mm groter dan de staafdiameter;
  • boorgat driemaal met olievrije lucht (≥ 6 bar) schoonblazen, daarna driemaal schoonborstelen en weer driemaal met olievrije lucht (≥ 6 bar) schoonblazen;
  • mortelspecie in het schone boorgat inbrengen met een speciaal ‘injectiepistool’, het injectiepistool wordt gedurende het vullen langzaam, de druk volgend, teruggetrokken;
  • de wapeningsstaaf met een draaiende beweging krachtig in het gevulde gat drukken tot aan de op de staaf aangebrachte markering voor de plaatsingsdiepte.

Afhankelijk van de betontemperatuur dan wel lijmsoort kan het anker na 1 à 2 uur worden belast (raadpleeg documentatie van de leverancier).

Stortnaden
Door het krimp- en zettingsgedrag van beton kan het bij lange wanden of grote vloervelden noodzakelijk zijn om in gedeelten te storten. Hierdoor ontstaan stortnaden. De plaats van de stortnaden wordt bepaald voor de gekozen uitvoeringsmethode en de consequenties voor het gedrag van de constructie. Voorstellen moeten daarom ter goedkeuring aan de constructeur worden voorgelegd. Verschillende materialen kunnen voor de afzetting worden gebruikt en zijn afhankelijk van de eisen die aan de stortnaad worden gesteld. Bij waterdicht werk moet veelal verwijderbaar materiaal worden gebruikt en het betonoppervlak worden nabehandeld. Stortnaden binnen een gebouw kunnen eenvoudiger worden uitgevoerd.
Bij vloeren wordt meestal gebruik gemaakt van honingraatstaal dat tussen de boven- en de onderwapening wordt aangebracht. Van belang is daarbij wel dat de uitstekende wapening voldoende verankeringslengte heeft.

Bij wapening ter plaatse van stortnaden wordt onderscheid gemaakt tussen stortnaden bij aansluitingen met later aan te storten wanden, wand-vloerverbindingen en de stortnaden die ontstaan als lange wanden in gedeelten worden gestort.
Bij wand-vloerverbindingen is de stekkenbak of zijn koppelbare stekverbindingen (stekankers) gangbare oplossingen. Hetzelfde geldt voor aansluitingen van later aan te storten wanden. Bij het creëren van stortnaden in lange wanden wordt het kopschot van de bekisting meestal zodanig uitgevoerd, dat de wapening door het kopschot kan steken. De uitvoering van deze bekisting wordt bepaald door de eisen die aan waterdichtheid worden gesteld. Er zijn vele variaties mogelijk.

Lijmwapening
Lijmwapening is een bijzondere toepassing van wapening. Als een betonconstructie is gerealiseerd en deze constructie moet worden versterkt (vanwege duurzaamheidsproblemen, schade of modificatie van het object), is het op deze manier versterken van de constructie een mogelijkheid tot versterking of herstel. Zo kan het veranderen van de functie en de organisatie van een gebouw, uitbreiding van een kantoor of fabriek, verzwaring van de verkeersklasse of verbreding van een viaduct leiden tot aanpassing van de wapening.
Er bestaan verschillende mogelijkheden daartoe, waarbij als het om wapening gaat de volgende alternatieven beschikbaar zijn:

  • verzwaren van de betonconstructie door ankers in te lijmen en daarmee de wapening van de uitbreiding aan de bestaande betonconstructie te verlijmen;
  • veranderen van het draagsysteem, zoals het toevoegen van steunpuntwapening bij een statisch bepaald balkenframe, eventueel in combinatie met het vergroten van de betondoorsnede;
  • toepassen van uitwendig gelijmde koolstofwapening of staalstrippen.


Bij het uitwendig aanbrengen van wapening door middel van lijmen functioneert de versterking alleen als de gelijmde wapening goed samenwerkt met de bestaande betonconstructie. Het wapeningsmateriaal bestaat uit stalen strippen of koolstofstrippen, zogenaamde laminaten. Er worden eisen gesteld aan de kwaliteit van de lijm en de wijze waarop de laminaten worden aangebracht. Het uitwendig versterken met andere materialen dan koolstofwapening (bijvoorbeeld staal-, aramide- of glasvezels) gebeurt op overeenkomstige wijze, uiteraard met inachtneming van de materiaaleigenschappen. Voor meer informatie zie ´Handboek Praktisch wapenen´, hoofdstuk 10.

Afstandhouders
Afstandhouders zijn nodig voor het realiseren van de voorgeschreven betondekking. Afstandhouders houden, samen met supportconstructies, de wapening op zijn plaats. Ze zijn er in vele vormen en in verschillende materialen. De meest voorkomende zijn gemaakt van kunststof of van beton (figuur 5.14).

Figuur 5.14a kunststof 'haarspelden' als afstandhouders in een wandwapening
Figuur 5.14b diverse typen kunststof afstandhouders voor vloer- en wandwapening
Figuur 5.14c. lijnvormige afstandhouders

Afstandhouders moeten aan de wapening kunnen worden gefixeerd. Producenten van afstandhouders hebben daarvoor zeer ingenieuze oplossingen; elk systeem kent eigen slimmigheden. Belangrijk aandachtspunt is dat afstandhouders geen lek mogen opleveren in de corrosiebestandheid van een betonconstructie in een agressieve omgeving. Naar dit aspect is veel onderzoek gedaan en vele oplossingen zijn ontwikkeld. Goedgekeurde systemen zijn gecertificeerd.
De afmetingen van de afstandhouders volgen uit de vereiste betondekking en het gewicht van de wapening. Arbeiders moeten over vloerwapening kunnen lopen zonder dat deze blijvend doorbuigt. Als blijvende doorbuiging ontstaat, gaat de betondekking deels verloren en verliest de afstandhouder zijn functie.

Het materiaal van de afstandhouders kan in het contract zijn beschreven.
In veel gebieden in Nederland en bij verschillende constructies zijn kunststof afstandhouders, zoals de lange lijs, niet toegestaan. De gekozen afstandhouders voldoen niet aan in art. 10.3 (NEN 6722) aangegeven voorwaarden (zie bijv. fig. 5.14c).

Supporten en andere ondersteuningen
Supporten maken geen deel uit van de wapeningsconstructie, maar zijn een hulpmiddel om de afstand tussen wapeningsnetten (boven- en ondernet) te fixeren. Samen met de dekkingsblokjes zorgen ze voor een juiste plaatsing van de wapeningsconstructie. Supporten kunnen bestaan uit systeemafstandhouders, gelaste constructies uit betonstaal of constructies uit profielstaal.

Supportliggers
Indien geen speciale eisen voor de stevigheid van de constructie gelden, zijn tot een hoogte van 250 mm standaardsupportliggers mogelijk. Deze liggers zijn verkrijgbaar in hoogtes van 50 mm tot 250 mm, oplopend met stappen van 10 mm. De lengte bedraagt 2000 mm of 2500 mm.
In speciale gevallen kunnen ´supportliggers´ worden samengesteld met een gespecificeerde lengte met draagstaven van een zwaardere diameter. De staven moeten voldoen aan de in NEN 6008 gestelde eisen. Dergelijke supporten, de tralieliggers (BRL 0502), kunnen als constructieve wapening in de berekening worden meegenomen. Dit komt geregeld voor bij breedplaatvloeren. De tralieligger heeft een belangrijke functie bij het vaststellen van de onderstempelingsafstand van breedplaatvloeren. Het doorknippen van de bovenstaaf of de diagonalen kan leiden tot instortingsgevaar van de vloer tijdens het storten.

Traditioneel gebogen support
Wordt de hoogte groter dan 250 mm, dan wordt soms nog gebruikgemaakt van een traditionele, gebogen support. Een extra hulpstaaf of draagstaaf op de supporten vereenvoudigt het verwerken van de bovenwapening.

Gelaste supportrekken
Tegenwoordig worden hoofdzakelijk gelaste rek- of lijnsupporten toegepast indien de hoogte groter is dan 250 mm (figuur 5.15 en 5.16). Deze supporten of rekken bestaan uit een onder- en bovenstaaf met een h.o.h.-afstand van 750 mm tot 1200 mm afhankelijk van de diameter).

Figuur 5.15 Supportligger bij wapening(links) en bij sparingsbuizen(rechts)
5.7

Voorbereiden wapening

Organisatorische aspecten

In het werk vlechten of prefabriceren
Bij de uitvoering van bouwwerken wordt meer en meer gestreefd naar korte bouwtijden en een betere beheersing van het bouwproces. Deze ontwikkelingen gaan niet voorbij aan het wapenen, omdat vlechten op de bouwplaats meestal op het kritieke uitvoeringspad ligt en het dus in grote mate de bouwsnelheid en de cyclustijd bepaalt. Vlechten op de bouwplaats kent nadelen die bij het vaststellen van de uitvoeringsmethode in acht genomen moeten worden, zoals:

  • een sterk wisselende behoefte aan vlechtcapaciteit door de nauw luisterende afstemming met andere activiteiten. Ploegafstemmingen zijn onontbeerlijk, maar vragen soms om organisatorische hoogstandjes;
  • doordat vrijwel alleen in de buitenlucht kan worden gewerkt (behoudens voorbereidende activiteiten in een vlechthal op het werk) is de activiteit gevoelig voor weersomstandigheden;
  • de voortgang van het aanbrengen van de wapening wordt sterk beïnvloed door de organisatiegraad van andere werkzaamheden op de bouwplaats zoals bekisting stellen, in te storten onderdelen aanbrengen, enz. Zo kan er pas met vlechten worden begonnen als een deel van de bekisting gereed is en de definitieve wapeningstekeningen zijn ontvangen,.

In sommige gevallen kan het prefabriceren van wapeningsdelen of het ‘prelassen’ een oplossing bieden, omdat daarmee de wapening buiten het kritieke tijdspad in gedeelten kan worden gelast en in het werk gemonteerd.

Prefabriceren van wapening kan plaatshebben op de bouwplaats of in een wapeningscentrale. De meest voorkomende manier van prefabriceren op de bouwplaats is het ‘buiten de bekisting’ op traditionele manier naast of boven de bekisting vlechten. De wapening wordt daarna met man en macht op z’n plaats gebracht. Soms wordt een nissenloods op het werk geplaatst om daarin het vlechtwerk te doen. De transportkosten zijn laag en transportproblemen gering in getal, maar de kosten van een loods vormen weer een beperking. Door de detaillering af te stemmen op de mogelijkheden tot prefabricage worden de voordelen die deze manier van werken met zich brengt, optimaal benut.

Wapeningscentrales
De werkomstandigheden in wapeningscentrales zijn beter dan in de buitenlucht en het aantal gemechaniseerde bewerkingen is groot. Het werk omvat in grote lijnen: knippen en buigen, het maken van prefab wapeningselementen zoals netten en korven.
Voordelen van lassen in de wapeningscentrale zijn:

  • reductie van de totale bouwtijd door het vlechten van wapening uit het kritieke pad te nemen. Het vlechten geschiedt dan voornamelijk parallel aan het opstellen van de bekisting, in plaats van daarna, zoals nu gebruikelijk is;
  • minder afhankelijkheid van het vlechten van andere activiteiten en partijen in het wapeningsproces;
  • verbetering van de voorbereiding en planning van het vlechtproces;
  • verbetering van de benutting van arbeid en kapitaal;
  • reductie van de kosten van wapening in betonconstructies;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden;
  • verbetering van de maatvoering (mallen).

Een nadeel is het transport naar de bouwplaats, waarbij men is gebonden aan bepaalde maximale maten. Wapeningskorven bevatten veel ‘lucht’, wat extra transportkosten met zich brengt. Meerkosten, ontstaan door een grotere inzet van kranen om de korven in het werk te plaatsen, worden gecompenseerd door een aanmerkelijk kortere montagetijd en hogere productiviteit. Het prefabriceren van wapening zal niet in alle sectoren van de bouw voordelen bieden. In volgorde van toepassing:

  • woningbouw;
  • utiliteitsbouw, grote (petro)chemische industrieprojecten;
  • infrastructurele bouw, railverbindingen.
Figuur 5.17 Productie met dubbele buigmachine

Vermoeiing
Eurocode 2 is van toepassing op overwegend statisch belaste constructies. Meestal zal een controle op vermoeiing alleen nodig zijn bij bewegende massa’s (machines, golven, kranen enz.) en trillingsgevoelige constructies, zoals slanke schoorstenen, masten, door weg- en spoorverkeer belaste onderdelen van tunnels en bruggen. Voor dynamisch belaste constructies kan het nodig zijn een dynamische berekening uit te voeren. Bij dergelijke constructies is het belangrijk het gedrag van betonstaal onder wisselende belasting te kennen. Daartoe moet het vermoeiingsgedrag van betonstaal worden vastgesteld.
Door veelal onwetendheid worden vaak onnodige beperkingen opgelegd aan de toepassing van gericht betonstaal en het hechtlassen van betonstaal. Indien hierbij eventueel relevante vermoeiingsbelastingen aan de orde zijn, is er tevens discussie over de arbitraire normeisen voor de vermoeiingssterkte van betonstaal gericht van rol en betonstaal na hechtlassen volgens NEN 6008 en NEN-EN 1992-1-1 (EC2).
De onnodige beperkingen bemoeilijken het toepassen van prefab wapeningsconstructies, terwijl dit om arbotechnische redenen juist gewenst is. Voor details zie rapport IPC-project Vermoeiing Betonstaal d.d. januari 2014
(zie www.l-m-w.nl/documents/rapport_vermoeiing_betonstaal_2014.pdf).

Planning van de voorbereiding
Aangezien het leveren en verwerken van wapening in veel gevallen een activiteit is die door de aannemer wordt ingekocht, vormen, naast prijsafspraken, eisen aan de leverancier het merendeel van de randcondities waaronder een contract wordt gesloten. De ervaring leert dat de kans op eenzijdige condities erg groot is, waardoor in veel gevallen kwaliteitsverlies ontstaat.
Als bij het vaststellen van de benodigde voorbereiding de impact van een efficiënte uitvoering van de wapening in acht wordt genomen, ontstaat de behoefte aan een goede communicatie met de andere partijen die hierbij zijn betrokken. Het vermindert de kans op faalkosten en verhoogt - zonder extra kosten - de kwaliteit van de wapeningsconstructie. Het is daarom wenselijk dat het wapeningsbedrijf wordt uitgenodigd een inbreng te leveren aan de noodzakelijke voorbereiding. Zo ontstaat een goede afstemming tussen het leveren en aanbrengen van de wapening met de routing van de productiestromen, productiesnelheid, bekisting en betonstorten. Contact met de constructeur zal indien nodig automatisch worden gezocht en bij detaillering zullen praktijkervaringen worden verwerkt.
Aannemer en wapeningsleverancier zijn gebaat bij een open samenwerking, gebaseerd op wederzijds vertrouwen, waarbij beider belangen worden behartigd en het wapeningsbedrijf als volwaardige partner zijn bijdrage aan de voorbereiding kan leveren.

Ploeg- en aanvoerafstemming
Bij het realiseren van een betonconstructie worden de activiteiten van de betontimmerlieden, de vlechters en betonstortploegen letterlijk in elkaar gevlochten. Vanwege de onderlinge afhankelijkheid van de activiteiten is ploegafstemming noodzakelijk en het is de enige mogelijkheid om tot een beheerst productieproces te komen. Hoewel de aannemer die verantwoordelijk is voor kwaliteit en tijd, ervoor zal zorgen dat inschakeling van timmer- en betonstortploegen zoveel mogelijk op elkaar zal zijn afgestemd en hij hierbij uitgaat van een zo gelijk mogelijke bezetting, is het noodzakelijk dat het wapeningsbedrijf hierin wordt betrokken.
Het bevordert de kwaliteit van de betonconstructie als de vlechter in staat is zijn werk efficiënt te organiseren en hij met zijn ploegen - projectoverstijgend - een optimale bezetting kan realiseren.
Hetzelfde geldt voor de aanvoer van wapening. Als de aanvoer zoveel mogelijk is afgestemd op een ‘just-in-time’ logistiek en de staven c.q. de wapeningsconstructies direct in het werk kunnen worden geplaatst, verhoogt dit de kwaliteit van het geheel. Bij het detailleren van de wapening kan rekening worden gehouden met aanvoermogelijkheden. Knippen, buigen, het gebruik van rolmatten en het prefabriceren van wapeningskorven, moeten worden afgestemd op een beheersbare aanvoer op het werk.

Duidelijk moge zijn dat door de verschillen in uitvoering van de wapening tussen woningbouw, utiliteits- en civiele bouw, er geen ‘standaard’ kan worden beschreven. De strakheid van de organisatie van een woningbouwproject, gecombineerd met de locatie (woongebieden), zorgt voor een ander voorbereidings- en aanvoerschema dan bijvoorbeeld bij een groot civiel project, waar bijzondere wapeningsconstructies en zwaardere diameters worden toegepast en de intervaltijd tussen opvolgende onderdelen vaak groter en minder gevoelig is voor de voortgang. Zoals eerder genoemd, leiden deze verschillen tot de behoefte aan een open communicatie en informatie-uitwisseling.

Inschakeling betonstaalverwerking

Algemeen
Het leveren en aanbrengen van wapening is een activiteit die vanwege het specialistische karakter veelal wordt ingekocht en in onderaanneming uitgevoerd. Enerzijds kan dit beperkend zijn, anderzijds biedt het veel mogelijkheden. Het inschakelen van specialisten in de vorm van comakership leidt tot het beschikbaar hebben van up-to-date deskundigheid en de zekerheid dat optimalisatie en een gedegen voorbereiding mogelijk zijn.
Beperkingen kunnen zich voordoen als de criteria die tot een optimale inschakeling leiden, niet worden gezien, waardoor er geen leereffecten ontstaan uit gerealiseerde projecten. Ervan uitgaande dat zowel aannemer als onderaannemer gebaat is bij een aanpak die in het belang van het project is, kunnen alle relevante aspecten (en dus niet alleen de hoeveelheid en de prijs) in een overeenkomst worden vastgelegd.

Prijsbepaling en contract
De basis voor het bepalen van de kosten van het leveren en verwerken van betonstaal zijn de algemene besteksverplichtingen, alsmede de door de constructeur en de aannemer opgegeven detailtekeningen en de bijzonderheden. Voor het maken van een begroting zijn de volgende gegevens van belang:

  • tijdstip waarop wapeningsgegevens beschikbaar zullen zijn;
  • bijzonderheden over de gemiddelde staafdiameter en het wapeningspercentage per m3 beton;
  • hoeveelheid beton;
  • overallplanning met start- en einddata van de verschillende bouwdelen;
  • gewenste productiesnelheid;
  • gegevens om de moeilijkheidsgraad van het geheel te bepalen zoals besteksgegevens, detailgegevens over aansluitingen, mogelijkheden tot prefabriceren, werkvolgorde enz.;
  • begrotingstechnische uitgangspunten die voor de calculatie van belang zijn, zoals verrekenmethode, termijn waarop opgegeven prijzen geldig blijven, reiskosten, transportkosten, te accepteren uitzonderingssituaties enz.;
  • bijzonderheden die verband houden met kwaliteitsbeheersing en samenwerking, zoals naar voren komen uit het vigerende kwaliteitssysteem, bevoegdheden van de verantwoordelijke voorlieden, aanpak werkoverleg en informatie-uitwisseling, ruimte voor alternatieven en dwingende afspraken over behandeltermijnen, controlemethoden enz;
  • risico prijsescalatie.

Als in het aanbiedingsstadium de hoeveelheden en een diameterverdeling bekend zijn, kan een inschatting van de moeilijkheidsgraad worden bepaald. Aldus kunnen prijzen van onderdelen per hoeveelheid en per diameter worden opgegeven. Als dit niet zo is, zal de prijsopgave zijn gebaseerd op inschattingen en moet achteraf vanuit de vastgestelde ‘gemiddelde diameter’ een verrekening plaatshebben. De gemiddelde diameter, gekoppeld aan de vermelde hoeveelheden, zal het uitgangspunt zijn in de overeengekomen afwikkeling van het contract tussen hoofdaannemer en wapeningscentrale.

In het contract moeten alle gegevens zijn opgenomen die van invloed kunnen zijn op de kosten c.q. het kwaliteitsniveau. Daarnaast moet duidelijk zijn hoe de verantwoordelijkheid is geregeld en welke bevoegdheden hieraan gekoppeld zijn.
Naast algemene project- en bedrijfsgegevens moeten voor een probleemloze afwikkeling van een contract de volgende gegevens zijn opgenomen:

  • technische projectgegevens die de basis van de overeenkomst vormen, waarbij relevante contractstukken met wijzigingsnummer en datum zijn benoemd;
  • overallplanning en - waar voor de werkvolgorde relevant – detailplanningen;
  • bijzondere voorwaarden zoals die door de verantwoordelijke constructeur zijn gesteld;
  • logistieke bijzonderheden;
  • verplicht aan te houden goedkeuringsprocedures;
  • verrekenmethode, betalingsregeling en contractafwikkeling;
  • bijzondere verplichtingen volgend uit wettelijke regelingen, Wet Ketenaansprakelijkheid en G-rekening;
  • gewenst werkoverleg en voortgangsbeheersing.

De afwikkeling van de overeenkomst tussen aannemer en wapeningsleverancier heeft in de loop van de tijd tot veel discussie geleid. Het ontbreken van definitieve en volledige gegevens op het moment van opdracht is daar de oorzaak van. Aangezien deze situatie zowel voor de aannemer als voor de wapeningsleverancier geldt, zou een gezamenlijke afwikkeling voor de hand liggend zijn. Echter, de informatie-uitwisseling tussen aannemer en wapeningsleverancier over de standpunten van de opdrachtgever, is, historisch gezien, ‘voor verbetering vatbaar’.

In de loop van de jaren is een verrekeningsmethode vastgesteld (zie CUR-rapport 94 Rationalisatie Wapening II met een aanvulling uit 2002). Over deze methode zijn bij de CUR publicaties en voorbeeldberekeningen beschikbaar. Dit boek gaat hier niet verder op in. Bij grote en langdurige projecten wordt gebruik gemaakt van een door de CROW omschreven risicoregeling, waarbij een materiaal- en een looncomponent worden onderscheiden die op basis van indexering worden verrekend.

Uitwerking en informatie-overdracht

Detaillering betonconstructie
Het detailleren van een betonconstructie bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit van het geheel, maar is daarnaast van grote invloed op de kosten die met het bekisten, wapenen en storten gemoeid gaan. Praktisch detailleren is het sleutelwoord. Het biedt de mogelijkheid van een efficiënte uitvoering en kan bij het samenstellen van een wapening leiden tot kostenbesparingen die verband houden met het buigen en vlechten en, bij goede aansluitdetails, tot het optimaal benutten van de mogelijkheden van het prefabriceren van korven en netten.
Om invulling te geven aan ‘praktisch detailleren’ moeten alle aspecten die van invloed kunnen zijn, worden beoordeeld. Het betekent een aanpak gestoeld op uitvoeringsaspecten die naast techniek, constructie en duurzaamheid, ook standaarddetails, repetitie, beheersbaarheid en werkvolgorde omvat. Kortom, een dergelijke uitwerking gaat uit van de belangen van betrokken partijen. Vanzelfsprekend wordt dan onderscheid gemaakt tussen woning-, utiliteits- en civiele bouw, want hierin zijn de invloedsfactoren zeer verschillend.

Toch zijn er algemene aanbevelingen te geven die voor de wapeningsbranche in haar geheel gelden. Een samenvatting zoals in CUR-rapport 74 is gegeven, leidt tot het volgende:

  • beperk het aantal diameters per onderdeel en per project;
  • maak alleen gebruik van de in Nederland gangbare diameters en de handelslengten van staven;
  • gebruik bij een gegeven aantal mm² wapening een zo gering mogelijk aantal staven;
  • schrijf niet meer bindingen voor dan nodig zijn;
  • beperk de staafvormen zoveel mogelijk tot de voorkeursstaafvormen uit NEN 6146;
  • zorg er zoveel mogelijk voor dat de te buigen staven een kleine lengte hebben en dat langere staven onbewerkt of alleen maar geknipt behoeven te worden;
  • detailleer kruisingen en ontmoetingen van wapeningsconstructies zodanig dat de verbindingen uit korte staafvormen bestaan en dat de grotere wapeningselementen op eenvoudige wijze, eventueel geprefabriceerd, kunnen worden aangebracht;
  • pas supportliggers toe;
  • gebruik voor beugels zoveel mogelijk dezelfde diameter;
  • alternatieve vormen moeten mogelijk zijn;
  • houd rekening met de beschikbare handelslengten en onderzoek de mogelijkheden voor levering van afwijkende lengten, afhankelijk van de beschikbare tijd en de gewenste hoeveelheid;
  • tracht de wapening zodanig te ontwerpen dat zonder ingrijpende wijzigingen gepuntlaste netten kunnen worden toegepast;
  • houd bij het ontwerpen van de wapening rekening met maatafwijkingen en toleranties;
  • vermijd het toepassen van stomplassen en mechanische lassen die het gebruik van verschillende hoogwaardige staalsoorten, speciale handelingen en extra aandacht en controle noodzakelijk maken;
  • grote series en een goede voorbereiding komen de rationalisatie ten goede. Zorg dat de wapeningstekeningen van zo groot mogelijke delen van het project tijdig beschikbaar zijn.

Pons- en Dwarskrachtwapening
Met de huidige betonvoorschriften en de gebruikelijke betonkwaliteiten ontkomt men er niet aan in bepaalde betonconstructies dwarskracht- en ponswapening toe te passen. Met een zwaardere betonconstructie zou men deze wapening kunnen voorkomen, maar een optimale totaaloplossing verkrijgt men hier in de regel niet mee.

Indien dwarskrachtwapening moet worden toegepast, is het zaak in het ontwerp al met een wapeningscentrale de te hanteren uitvoeringsmethode te bepalen. Een wapeningscentrale zal de bewerkelijke pons- en dwarskrachtwapening in eerste instantie bij voorkeur willen uitsluiten, echter door samen met de ontwerpende constructeur en de hoofdaannemer na te denken over een voor iedereen acceptabele oplossing, kan tot een verantwoorde oplossing worden gekomen.

In de rapportage van Stubeco studiecel B07 Bijzondere wapening” worden de volgende oplossingen verder uitgewerkt;

  • prefab korven met dichte beugels in de eerste laag;
  • beugels samenstellen uit bijvoorbeeld haarspelden;
  • toepassen t-headed bars en of deuvelrekken.

Borgstaven
Een borgstaaf is een staaf die op de betonstelblokken wordt gelegd om de wapening op af te schrijven (af te tekenen) en op uit te binden. Vlechters, en in het algemeen aannemers, geven de voorkeur aan een uitvoering met borgstaven. Door het toepassen van de borgstaaf kan het aantal betonstelblokken worden verminderd. Minder betonstelblokken per m2 verhoogt de betonkwaliteit. Op de betonstelblokken komt een borgstaaf die varieert van Ø10 tot Ø16, afhankelijk van de zwaarte van de wapeningsconstructie. De borgstaven vormen hierdoor dus eigenlijk de eerste laag wapening. Alle overige wapeningslagen schuiven dus een laag omhoog. De inwendige hefboomsarm wordt met de borgstaafdikte verkleind, maar dit zal in de praktijk bij grote betonafmetingen nauwelijks tot meer wapening leiden.
De voordelen van het toepassen van een borgstaaf zijn:

  • aanzienlijke verhoging van de betonkwaliteit in de dekkingszone;
  • grotere garantie op de betondekking;
  • grotere dekking op de hoofdwapening;
  • minder betonnen afstandhouders;
  • de vloer is beter schoon te spuiten.

Dilatatievoegwapening
Dilatatievoegwapening is een veel voorkomend detail in tunnels/brugdekken en bestaat veelal uit samengestelde wapeningsconstructies. Wanneer tijdig met een wapeningscentrale, ontwerpende partij een uitvoeringsmethode/wapeningsconfiguratie wordt bepaald, kan deze wapening vaak worden geprefabriceerd. Deze wapening in het werk aanbrengen is een tijdrovende handeling die door bovenstaande kan worden gereduceerd. In het rapport van Stubeco studiecel B07 Bijzondere wapening worden enkele uitvoeringsmethoden weergegeven.

Informatiedragers wapeningsconstructies (zoals eisen aan input- en outputgegevens)
Wapeningstekeningen moeten voldoen aan de eisen van NEN 3870. Ze vormen de basis voor de wapeningscentrale, alsmede voor de vlechters op het werk. Goedgekeurde tekeningen worden door de werkvoorbereiding getoetst aan de uitgangspunten in het contract en worden daarna beschouwd als vigerende input. De uitwerking wordt gekoppeld aan:

  • status (is dit de laatst bekende revisie volgens de door de opdrachtgever verstrekte tekeningenlijst?);
  • planning (is bekend wanneer welk deel moet worden geleverd?);
  • planning wapeningscentrale en verwerking;
  • mogelijkheid tot overleg met de constructeur voor alternatieven;
  • definitieve afspraken met de aannemer.

Met de geautoriseerde inputgegevens kan de verdere aanpak als volgt plaatshebben:

  • vaststellen productiemethode (verdelen in uitvoering in prefab gedeelten, in gepuntlaste netten en in losse wapeningsstaven);
  • maken van de knip- en buigstaten volgens de NEN 6146;
  • bestellen van het benodigde wapeningsstaal aan de hand van knip- en buigstaten;
  • inplannen van productiestromen en indelen van machines;
  • opstellen van logistieke planning en keuze van transport;
  • coördineren en regelen vervoersbijzonderheden (ter plaatse en onderweg).

De wapeningstekeningen vormen de inputgegevens voor de op te stellen knip- en buigstaten. Aangezien de keuze van staafvormen en de staaflengten van grote invloed zijn op de verwerkingskosten van de wapening, is dit een activiteit die het wapeningsbedrijf het liefst zelf verzorgt. De buigstaten geven het juiste aantal staven, de diameters en de maatvoering van de te knippen en te buigen posities. Ze zijn bovendien de basis voor de eindafrekening. De buigstaat koppelt er de stukslijsten aan, met merken en afleverbijzonderheden, en bij de wapeningscentrale worden de gegevens on line gekoppeld aan het geautomatiseerde productieproces.

BIM
Dé perfecte 3D-applicatie bestaat nog steeds niet, maar de bestaande applicaties voor bouw – en infratoepassingen ontwikkelen zich snel en bieden al voldoende meerwaarde om de overstap van 2D naar 3D te maken. Er zijn pakketten die een uitstekende module voor het tekenen van wapening bezitten. Het is mogelijk de wapening direct in 3D in te tekenen en door de wapeningsleveranciers te laten inlezen en verwerken. Uit dit model kan direct de buigstaat worden gegenereerd.

De wapeningsmodule van het 3D-softwarepakket kan van software worden voorzien, zodanig dat het totale verwerkingsproces van de vlechtcentrale kan worden aangestuurd, zonder tussenkomst van een personeelslid van de vlechtcentrale. Dus van knippen, buigen tot aan het transport. Indien de ontwerpers (tekenaars en constructeurs) voldoende praktische ervaring hebben, vergelijkbaar met de huidige buigstatenmaker/voorman vlechter, is het voorstelbaar dat in de (nabije) toekomst de buigstaat en overige staten (knip- en buigstaten e.d.) rechtstreeks vanuit de wapeningstekening worden gegenereerd.
Om bovenstaande te kunnen bereiken, zijn duurzame samenwerkingsrelaties tussen aannemers, vlechtcentrales en ingenieursbureaus gewenst. Ook zal er moeten worden geïnvesteerd in opleiding (denk aan het opdoen van praktische ervaring van de ontwerper van het vlechtproces). Dat kan niet uitsluitend door schriftelijke opleidingen, maar ook en vooral door leerprocessen op de werkvloer (learning by doing).

Evaluatie en terugkoppeling
Evenals bij andere onderdelen is het bij wapening van belang dat ervaringen worden uitgewisseld, gerealiseerde (deel)producten worden getoetst aan gestelde eisen en verwachtingen en verbetertrajecten worden geïnitieerd.
Aangezien verbetertrajecten alleen zin hebben als de projectbijzonderheden die van invloed zijn, zoveel mogelijk gelijk blijven, is het aan te bevelen te werken met ‘vaste’ partners’ bij het uitvoeren van projecten. Het loont de moeite op basis van transparantie en gelijkwaardigheid ervaringen uit te wisselen en te trachten dit met alle betrokkenen te laten uitmonden in verbetertrajecten. Op projectniveau zal dit worden bepaald door de ambities van aannemer, wapeningsleverancier, constructeur of opdrachtgever.

Projectoverstijgend kan dit tot uitdrukking komen binnen Stubeco, Betonvereniging, CUR en CROW. Betrokkenen moeten de voordelen c.q. de noodzaak zien hier aandacht aan te besteden. Het koppelen van uitgangspunten, randcondities en inputgegevens vanuit het unieke, projectgebonden bouwproces aan de geautomatiseerde omgeving van de wapeningscentrale, zal veel impulsen opleveren die tot innovaties kunnen leiden.

5.8

Wapeningscentrale

Eind jaren ‘60 drong het besef door dat de fysieke belasting van de vlechters bij het knippen en buigen van betonstaal op de bouwplaats moest verminderen. Bovendien vormden de weersinvloeden voor potentiële medewerkers een obstakel om voor het vak betonstaalverwerker te kiezen. Verbetering van het werkklimaat en de arbeidsomstandigheden waren de stappen tot het inrichten van buigcentrales, bedoeld om met behulp van knip- en buigmachines en het gebruik van bovenloopkranen het zware werk te verlichten.
Voortschrijdend inzicht leidde tot verdere mechanisering en automatisering van onderdelen in het wapeningsproces. Het prefabriceren van korven en kooien door middel van hechtlassen werd geïntroduceerd en verder ontwikkeld tot het hedendaagse productieproces, waarbinnen de meest ingewikkelde wapeningsconstructies grotendeels machinaal kunnen worden vervaardigd.

De moderne wapeningscentrale is goed geoutilleerd en strak georganiseerd, waarbij kwaliteitszorg, procesbeheersing en kostenbeheersing hoog in het vaandel staan. In het Handboek Praktisch Wapenen is een hoofdstuk gewijd aan de organisatie van activiteiten in wapeningscentrales. Beschreven wordt de organisatie van activiteiten in het bedrijf, vanaf de prijsaanvraag tot de afsluiting van een project.
Het stroomschema van figuur 5.18 geeft een overzicht van de verschillende hoofdactiviteiten. De activiteiten gericht op de daadwerkelijke be- en verwerking van betonstaal komen in de volgende paragrafen aan de orde.

Figuur 5.18 Stroomschema van activiteiten in een wapeningscentrale

Certificering wapeningscentrales
Erkenning van kwaliteit leidt tot herkenning ervan. Met kwaliteit kunnen wapeningscentrales zich onderscheiden. Systematische kwaliteitszorg geeft een permanente impuls aan de eigen organisatie, aan de effectiviteit van wapeningsconstructies, aan de interne efficiëntie en aan de overzichtelijkheid van bedrijfsprocessen. Dit is een van de redenen waarom veel wapeningscentrales zich richten op kwaliteitsborging op basis van de NEN-EN-ISO-9000 serie. Het breedste verspreid echter is het KOMO-productcertificaat gebaseerd op de beoordelingsrichtlijn BRL 0503 'Wapeningsconstructies en buig- en vlechtwerk'. Ruim 100 wapeningscentrales voeren dit certificaat. Binnen de BRL 0503 worden eisen gesteld aan het product en het kwaliteitssysteem. Het certificaat is de verzekering dat uitsluitend gecertificeerd betonstaal wordt verwerkt en dat de wijze van materiaalverwerking voldoet aan de certificaateisen. Tijdens het proces worden steekproeven genomen. Fouten komen zo in een vroeg stadium aan het licht en worden tijdens het proces hersteld. Uiteindelijk hebben ook steekproeven op het eindproduct plaats. Aldus wordt gestreefd naar een tijdige en foutloze levering van wapeningsproducten en wapeningsconstructies.

Inputgegevens
Een wapeningscentrale kan werkzaamheden alleen dan correct uitvoeren, bewaken en voor tijdige aflevering zorgen als de volgende informatie beschikbaar is.

  • Projectregistratie
    De resultaten uit de prijsaanvraag, calculatie en offerte dienen als grondslag. Vastgelegd worden alle relevante gegevens, overeengekomen voorwaarden, aanvullende kwaliteitseisen en uitgangspunten. Bijvoorbeeld: wordt alleen knip- en buigwerk gevraagd, of het volledig uitvoeren van wapeningsconstructies, inclusief vlechtwerk, of gaat het om een in prefab uit te voeren project? In dit stadium zal het project in onderdelen (bijvoorbeeld fundatie, wanden, vloeren) worden uitgesplitst.
  • Overallplanning van het project
    Deze planning dient als basis voor de bedrijfsplanning van de wapeningscentrale. De bedrijfsplanning bestaat uit vier fasen:
  • de voorlopige afroep per project en per onderdeel, zonder dat de gegevens van de buigstaten bekend zijn;
  • inplannen van het maken van de buigstaten;
  • inplannen van de productie in de wapeningscentrale;
  • inplannen van het transport naar de bouwplaats.
  • Bestek, vorm- en wapeningstekeningen
    Om een ongestoorde productie te kunnen waarborgen, is het noodzakelijk dat alle inputgegevens geverifieerd zijn op laatste versie; ze moeten definitief zijn en compleet. De benodigde tijd voor het maken van buigstaten, het knippen, buigen en prefabriceren bepaalt de termijnen voor het aanleveren van tekeningen. Voor een efficiënte aanpak moeten de volgende termijnen gehanteerd worden:

    • 10 werkdagen na ontvangst van de definitieve tekeningen zijn nodig voor het maken van buigstaten;
    • 10 werkdagen voor het controleren van de buigstaten;
    • 10 werkdagen voor het leveren van geknipte en gebogen wapening.

    Veelal zijn deze termijnen al in de opdrachtbevestiging vastgelegd, waarbij rekening is gehouden met de benodigde productietijd van prefab onderdelen en/of pasnetten en dergelijke.

Werkvoorbereiding wapeningscentrales
Van oudsher werden buigstaten gemaakt door ervaren vlechters. De rol van de wapeningscentrale als co-maker in het bouwproces vereist echter meer. Doel van de werkvoorbereiding is ervoor te zorgen dat de productieafdelingen tijdig van alle gegevens zijn voorzien, zoals de definitieve productielijsten, werkinstructies, materiaalstaten en tekeningen. Het omvat dus méér dan alleen het maken van buigstaten, al vervult de buigstaat nog steeds een centrale rol in het proces. De werkvoorbereider maakt gebruik van een buigstatenprogramma, al dan niet met de mogelijkheden tot het inlezen van CAD-tekeningen. Dit is dan ook de reden dat de huidige werkvoorbereider veelal minimaal een HBO-opleiding heeft. Om de wapeningsconstructie praktisch te kunnen uitvoeren is een mate van ervaring in het aanbrengen in de het productieproces onontbeerlijk.

Tekeningen worden na ontvangst geregistreerd en getoetst op verificatie. De werkvoorbereider beoordeelt de tekening op maakbaarheid, controleert nogmaals op eventuele fouten, bepaalt in overleg met de productieleider de meest efficiënte werkvolgorde en stelt uiteindelijk de buigstaten op die het draaiboek zijn voor het productieproces. Tijdens het opstellen van de buigstaten wordt per stuksnummer extra informatie vastgelegd met betrekking tot aansturing van machines en prefabricage. Automatisering leidt tot extra ingebouwde controles en een betere kwaliteitsbeheersing.

In voorkomende gevallen zal de werkvoorbereider in overleg met de constructeur alternatieve detailleringen voorstellen. In dit kader kan niet genoeg worden benadrukt dat vroegtijdig overleg met de constructeur met betrekking tot alternatieve uitvoeringsmethoden (rolmat, pasmat e.d.) een aanmerkelijke besparing op doorlooptijd en/of kosten kan opleveren.

Knippen en buigen
Betonstaal tot en met Ø 20 mm wordt veelal van de rol verwerkt, terwijl betonstaal > Ø 20 mm altijd als staven met standaardlengtes van 12 en 14 m wordt geleverd.
Bijgaande tabel benoemt een beperkt aantal verwerkingsmachines die in een wapeningscentrale kunnen voorkomen. De machines zijn gericht zijn op grote productievolumes, met een correcte maatvoering als uitgangspunt.

machine uitvoering toepassing
richtmachine enkel- of dubbeldraads handmatige of automatische draadwissel zonder buigkoppen;
enkele of dubbele buigkoppen.
langsstaven met diameters ≤ Ø 20 mm worden aangeleverd op de rol en moeten gericht worden.
beugelautomaat enkel- of dubbeldraads handmatige of automatische draadwissel;
buigrichting 2D of 3D.
beugels, haarspelden e.d. in de diameters ≤ Ø 20 mm.
knipstraat veelal met sorteerinrichting en enkele of dubbele buigmachine. alle langsstaven, vooral in de diameters ≥ Ø 20 mm.

Aangezien knippen en buigen in een productiestraat tot een seriematige opeenvolging van handelingen leidt, is het moeilijk daarin tijdens het productieproces wijzigingen aan te brengen. De productie bestaat uit de volgende activiteiten:
De machine-operator ontvangt van de productieleider zijn opdracht in de vorm van labels en/of buigstaten en stelt de machines in volgens de specificaties. Na de instelcontrole worden tijdens de productie de maatvoering en rechtheid van de staven regelmatig beoordeeld. Zonodig wordt de instelling van de machine aangepast. Bovendien worden de mechanische eigenschappen volgens NEN 6008 steekproefsgewijs gecontroleerd en bewaakt.
Als de verdere verwerking op de bouwplaats gebeurt, worden de staven per projectonderdeel gesorteerd, gebundeld en van een KOMO-label voorzien, waarop tevens de bestemming is aangegeven. Veelal wordt er per stramien, balk, wand enz. gebundeld, zodat bij het sorteren op de bouwplaats geen fouten worden gemaakt.

Prefabriceren korven
Onder prefabricage wordt verstaan het van tevoren vervaardigen van (gedeelten van) wapeningsconstructies in de vorm van korven. Hierbij wordt rekening gehouden met het plaatsen van de korven in het werk en het monteren tot één gehele wapeningsconstructie.

Staven en beugels kunnen onderling worden verbonden door middel van binddraad, maar tegenwoordig gebeurt dit voornamelijk door middel van hechtlassen. Hechtlassen mag uitsluitend door gekwalificeerde lassers gebeuren, die regelmatig overeenkomstig de richtlijnen in NPR 2053 op vakbekwaamheid worden beoordeeld en daarvoor een certificaat ontvangen. De gecertificeerde lasser is een begrip in de wapeningswereld en maakt deel uit van een gecertificeerd productieproces.
De lasser bereidt op basis van de assemblagestaten en wapeningstekeningen de lasmal voor de wapeningskorf voor. Na het samenstellen en lassen zorgt hij voor een eindcontrole, waarna het element wordt voorzien van een KOMO-label.
Prefabricage komt in alle verschijningsvormen voor, zoals:

  • balkvormig (funderingsbalken, beugelkorven, kolommen e.d.);
  • plaatvormig (steknetten, balkonplaten, galerijplaten, wanden, spouwbladen e.d.);
  • doosvormig (poeren, liftputten e.d.).

De enige beperking vormen de maximum afmetingen met betrekking tot transport. Zie de rapportage van Stubeco studiecel B04.2.

Transport naar het werk
Het transport geschiedt met eigen vrachtwagens van de wapeningscentrale of ingehuurde transportmiddelen. Vaak zijn deze voertuigen voorzien van een zelflosser. Belading geschiedt aan de hand van een laadlijst, waarop alle te laden wapening, prefab constructies en materialen tot en met de betonblokjes voorkomen. Bij het laden wordt er speciaal op gelet dat de geprefabriceerde wapeningsconstructies gedurende het transport niet kunnen vervormen. Verder wordt de verkeersveiligheid in acht genomen, met andere woorden: géén uitstekende wapening, bundels betonstaal en zware elementen onderop, de lichtere elementen bovenop. Extra stoppingen in het midden van het laadvlak verhogen de stabiliteit van de lading en voorkomen vervorming door spanbanden. Het beladen van een vrachtauto met verschillende prefab vormen, vereist passen en meten om de juiste balans tussen volume en gewicht te krijgen.

5.9

Bestellen, aanvoer en opslag

Bestellingen en dus ook afleveringen van betonstaal gaan uit van handelslengten van 12 en 14 meter, waarbij een lengteafwijking van 100 mm is toegestaan. Andere, afwijkende lengten zijn alleen mogelijk onder bepaalde voorwaarden. Naast dat het tijdig besteld moet zijn en overleg gepleegd is met de leverancier, worden eisen gesteld aan hoeveelheden per diameter, lengte, levertijd enz. Deze staven worden geleverd met een meerprijs. Betonstaal is standaard te verkrijgen in de kwaliteiten B500A, B500B en B500C in de diameters van 8 t.m.40 mm. In bepaalde gevallen is het mogelijk handelslengten rechtstreeks vanaf de fabriek op de bouwplaats te laten afleveren.

Figuur 5.19 Opslag op het werk

Aanvoer en opslag
Wapening wordt in de vorm van staven of geprefabriceerde onderdelen op de bouwplaats afgeleverd (figuur 5.19). Controle op het geleverde wapeningsstaal is nodig. Staven moeten recht zijn en moeten een gaaf oppervlak bezitten; ze mogen dus geen bladders, schilfers of scheurtjes vertonen. Diep ingeroeste staven moeten worden afgekeurd. Verder mogen de staven geen vuil, vet of losse roest vertonen. De afzonderlijke merken moeten zijn voorzien van een label en per soort worden opgeslagen. In het kader van kwaliteitsborging moet van de betreffende partij een kopiecertificaat van de producent van het betonstaal, waarop het walsmerk ter controle staat aangegeven, worden bijgesloten.
Als de partij via de wapeningscentrale geprefabriceerd wordt aangeleverd, moet ook een kopiecertificaat van de wapeningscentrale en een certificaat voor geleverde wapeningsnetten en tralieliggers worden overhandigd.

Figuur 5.20 Inzet groot materieel voor het transport van wapeningsconstructies naar de bouwplaats

De logistiek van de wapeningsaanvoer moet via een draaiboek zijn geregeld teneinde geen verstoring te krijgen in het samenspel tussen de diverse disciplines op het werk. Tevens zal de hijscapaciteit in overeenstemming moeten zijn met het werkplan, dat voorziet in de te hijsen gewichten van de betreffende prefab onderdelen.
De aanvoer op het bouwwerk gebeurt per trailer of aanhanger (figuur 5.20). Bij de werkvoorbereiding moet de opdrachtgever allereerst aangeven wat de (on)mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld:

  • Is er voldoende stophout om de wapening vrij te houden van vuil en modder?
  • Is er voldoende ruimte om de wapening op te slaan?
  • Wat is de kraancapaciteit, met goedgekeurde hijsmiddelen?
  • Wat is het maximale hijsgewicht op welke afstand?
  • Is voor de aanvoer een speciale trailer nodig in verband met de ruimte, zoals korte trailer, meedraaiende achteras e.d.?
  • Is er op de bouwplaats een goed berijdbare werkweg of platenbaan?
  • Wordt er een zelflosser ingezet (beperkt in bereik en mogelijkheden)?

Wordt de aangeleverde wapening direct in het werk gehesen, dan is vanzelfsprekend afstemming nodig met de aansluitende activiteiten. Wordt het materiaal tijdelijk opgeslagen alvorens te worden verwerkt, dan moet worden gezorgd voor een overzichtelijke opslag, waarbij merken bij elkaar blijven liggen en geen kwaliteitsverlies kan optreden door de manier van opslaan en de tijdsduur van de opslag.

Figuur 5.21 Leggen van pasnetten
5.10

Verwerken van wapening

Praktisch wapenen
Bouwprojecten zijn in vorm, maatvoering, omvang en uitvoering uniek te noemen. Er bestaan wel standaard componenten, maar nauwelijks ‘confectie’ bouwwerken.
De wijze waarop ruimtecabines gestapeld tot een ‘confectiekantoor’ kunnen leiden, geldt niet voor betonwerken. Er bestaan grote verschillen tussen bijvoorbeeld woningbouw en utiliteitsbouw. Vanuit de wapening bezien kent elk bouwproject een eigen specifieke benadering. Ondanks die verschillen geldt in het algemeen dat het verwerken of monteren van wapeningsstaal op de bouwplaats zeer arbeidsintensief is. In veel gevallen zijn de verwerkingskosten een veelvoud van de materiaalkosten. Met een gedegen wapeningsontwerp zijn grote economische voordelen te behalen, vooral als er goed wordt nagedacht over een praktische uitvoeringsmethode. Hierin betekent het werken met CAD als ontwerpmiddel een groot voordeel, namelijk het voorkomen van ongewenste verrassingen.
Lang niet altijd betekent minder materiaalverbruik een besparing op de totale kosten van de wapening, zie de aanbevelingen in paragraaf 5.7 over het detailleren van betonconstructies.

Plaats voor de vlechter
Het vlechtwerk op de bouwplaats wordt van oudsher als een ‘vreemd’ element gezien, wat niet wegneemt dat de vlechters op de bouwplaats een tijdelijke productieplaats nodig hebben, liefst overdekt. Bij het vlechten gaat het om:

  • regelen van de materiaalaanvoer;
  • samenstellen van de wapeningsconstructies;
  • afvoer en opslag, soms een tussenopslag.

Een bouwterrein moet zodanig worden ingericht dat een zo efficiënt mogelijke productie mogelijk is met korte transportbewegingen op het werk. Gebleken is dat de werkzaamheden op een bouwplaats bij traditioneel vlechtwerk voor 25 tot 30% uit transporthandelingen bestaan. Bij het vlechten of monteren van wapeningsconstructies kan dit percentage wel tot 50% oplopen, zeker als gebruik wordt gemaakt van geprefabriceerde onderdelen. Per project is dit wisselend. Een goed terreinplan bevordert de veiligheid en het werkklimaat op de bouwplaats.
Er zijn vlechtbedrijven die werken met afkoppeltrailers. Daarmee worden kraan- en opslagcapaciteit beperkt.

De belangrijkste aspecten van het terreinplan voor het vlechtbedrijf zijn:

  • opslagruimte - er moet voldoende en goed bereikbare ruimte zijn om de werkvoorraad betonstaal gesorteerd en vrij van de grond te kunnen opslaan;
  • situering opslagruimte – bij voorkeur in de directe nabijheid van de plaats waar het betonstaal wordt gemonteerd. Indien dit niet mogelijk is, zijn er aanvullende transportmiddelen nodig;
  • bouwwegen - elke plaats waar het betonstaal moet worden aangevoerd, moet ook met aanvullende transportmiddelen bereikbaar zijn;
  • verticaal transport - elke kilogram betonstaal gaat uiteindelijk door de hand. De inzet van een bouwkraan is vrijwel altijd noodzakelijk.

Werkplekinrichting algemeen
Bij het inrichten van de werkplek moet rekening worden gehouden met:

  • de productie - de eerste vereiste om efficiënt en effectief te kunnen produceren;
  • de veiligheid - elk ongeluk brengt een hoop narigheid met zich, zeker bij persoonlijk letsel;
  • de ergonomie - iedere vlechter verdient het om in een gezonde houding te kunnen werken, zodat hij zijn werk tot in lengte van jaren kan volhouden.

In het algemeen gesproken zal de werkplek te allen tijde goed begaanbaar en opgeruimd moeten zijn. Verder is het altijd zinnig te zorgen voor voldoende te verwerken materiaal - uitgesorteerd en gelabeld – in de directe nabijheid van de vlechter. Niets remt de productie meer dan onnodig zoeken, of ver lopen om de materialen te halen.

De situering van de werkplek is bepalend voor het treffen van speciale maatregelen.
Onderscheiden worden:

  • aanvoer met hijscapaciteit voor de wapeningsbanken waar het knippen en buigen plaatsheeft, die zich buiten het bouwterrein bevinden;
  • na het verwerken van het betonstaal volgt de opslag, ook met hijswerktuigen;
  • als derde het plaatsen van de wapening in de constructie, soms met een tussenopslag.

Het is duidelijk dat bij de inrichting van zijn werkplek overleg met de vlechter noodzakelijk is. Een goede samenwerking tussen aannemer en vlechter is voor beide profijtelijk en verhoogt de controleerbaarheid en garantie op kwaliteit.
Bij het plaatsen van de wapening worden ergonomisch gezien, drie situaties onderscheiden:

  • werken beneden peil, denk aan keldervloeren en –wanden, kuilvloeren enz. Bij het werken in putten of sleuven – dieper dan 1 m – moeten maatregelen worden genomen tegen het inkalven van de taluds en er moeten voldoende veilige toegangen en uitgangen aanwezig zijn;
  • werken op peil tot +2,50 m, denk aan funderingsbalken, vloeren, kolommen en wanden. Bij werken in bestaande gebouwen bestaat het gevaar dat er van bovenliggende verdiepingen materialen naar beneden worden gegooid;
  • werken boven peil, zoals bij verdiepingsvloeren, kolommen en wanden. Voor werken op hoogtes boven +2,50 m geldt te allen tijde dat valbeveiliging verplicht is.

Werkplekinrichting per bouwfase
Een werkplek is niet alleen afhankelijk van het type bouwwerk, maar ook van de bouwfase. In kort bestek wordt een aantal aandachtspunten per bouwfase besproken. Gekozen is voor een beperkt aantal, maar veel voorkomende bouwfases. De werkplekinrichting van specifieke bouwfases (duikers, landhoofden) is op onderdelen zeer eigen en moet van geval tot geval worden bekeken.

Funderingen
Het nog niet aanwezig zijn van een bekisting kan een probleem zijn voor het maatvoeren van de wapening. Vaak wordt de wapening boven of naast de bekisting gevlochten. Let op voldoende loopruimte en een vlakke ondergrond direct naast de bekisting. Met voldoende loopruimte wordt zeker 0,90 m bedoeld; twee vlechters moeten elkaar zonder al te veel moeite kunnen passeren. Zorg voor voldoende stevig stophout. Bepaal de plaats van de paalstekken en beoordeel of de paalstekken recht genoeg zijn, zodat het zakken van de wapening gelijkmatig kan verlopen. Afhankelijk van het gewicht van de balkwapening is kraanhulp nodig. Nadeel van deze methode is dat de vlechter regelmatig als een hordeloper over de bekisting moet klauteren.

Bij het vlechten van de wapening naast de bekisting is een vlakke ondergrond gewenst. Gebruik stevige en stabiele jukken. Zorg ervoor dat de vlechters zoveel mogelijk rechtopstaand kunnen werken. Let op dat de jukken gestempeld zijn, zodat deze niet zullen verzakken door het gewicht van de wapening. Ook hier zal kraanhulp nodig zijn voor het plaatsen van de balkwapening.

Wanden en kolommen
Bij wanden en kolommen op verdiepingsvloeren wil het nogal eens gebeuren dat de wapening moet aansluiten op stekken die tijdens het betonstorten zijn ‘verplaatst’. Verder moet de korf nogal eens worden geplaatst terwijl de bekisting ‘te krap’ staat, wat passingsproblemen veroorzaakt. Bij hoge wanden, zonder steiger en zonder de inzet van een kraan, zullen de vlechters staaf voor staat moeten plaatsen. Dit is strijdig met de Arbo-regels; te zwaar werk en teveel buigen. Belangrijk voor de vlechter is te weten of hij de bekisting of het net voor de maatvoering kan gebruiken. Moeten de in te storten onderdelen worden aangepast aan het wapeningsnet en welk soort afstandhouders moet worden gebruikt?
Vooraf moet worden gecontroleerd of de bekisting goed geschoord is, zodat deze niet bij het eerste het beste vlaagje wind spontaan omvalt. De verdiepingshoogte bedraagt meestal ruim 2,50 m. Daarom zijn voorzieningen nodig die het de vlechter mogelijk maken niet boven schouderhoogte te hoeven werken. Het gebruik van een rolsteiger is hier ten zeerste aan te bevelen. De ondergrond moet voldoende vlak en draagkrachtig zijn. Tijdens het vlechten wordt niet alleen de rolsteiger geborgd, maar ook het vlechtwerk geschoord.

Verdiepingsvloeren
Een verdiepingsvloer moet zijn voorzien van een randbeveiliging met speciale aandacht voor trapgaten en sparingen. Deze moeten óf geheel zijn dichtgelegd óf met leuningen of hekwerken zijn beschut. Bij het ontbreken van voldoende beveiliging, schort de vlechter zijn werkzaamheden op en spreekt de uitvoerder hierop aan.

Begane-grondvloeren
Begane grondvloeren bestaan er in verschillende toepassingen en uitvoeringen. Qua toepassing kennen wij onder meer kelderdekvloeren met trapgat, werkplaatsvloeren met smeerkuil en/of laadkuilen, industrievloeren met kabelgoten, magazijnvloeren met geleiderails.
De uitvoering varieert van vlechten tot het aanbrengen van bouwstaalnetten, rolmatten en/of combinaties daarvan. Een belangrijk verschil met verdiepingsvloeren betreffen de afmetingen. Veelal zullen begane-grondvloeren aanmerkelijk groter zijn dan verdiepingsvloeren. De loopafstanden kunnen aanzienlijk groot worden. Juist dan is het zaak de netten, staven en supporten in afgepaste hoeveelheden bij de werkplek te hebben. Een vuistregel kan zijn dat een loopafstand van maximaal 25 meter nog net acceptabel is en niet al te veel productieverlies oplevert.
Vlechters belopen vaak het vlechtwerk. Daarbij zetten ze hun voeten op de staafkruisingen. Het gevaar om in een maas te stappen is bijzonder groot en kan verwondingen veroorzaken. Vooral op stekeinden moet men beducht zijn. Het gebruik van loopplanken kan veel kwaad voorkomen.

Trapgaten en sparingen moeten evenals bij verdiepingsvloeren óf geheel zijn dichtgelegd óf met leuningen of hekwerken afgezet. Veelal zullen de uitsparingen voor kabelgoten en geleiderails aan dezelfde condities moeten voldoen. Helaas is in lang niet alle gevallen hierin voorzien. Zonodig worden de kabelgoten en geleiderails met het rood en wit geblokte afzetband gemarkeerd.

Gebruik van hijsmiddelen
Bij veel vlechtwerkzaamheden worden hijsmiddelen gebruikt. Zo zullen er regelmatig korven en kooien over de bouwplaats moeten worden getransporteerd en moet de te verwerken wapening van de centrale opslagplaats naar de werkplek worden getransporteerd. Iedere gebruiker is te allen tijde zelf verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de hijsmiddelen. Dus is een regelmatige controle naar de geschiktheid van de hijsmiddelen nodig.

Woningbouw
In de woningbouw worden kleine diameters betonstaal verwerkt, veel als krimpnetjes. De funderingsbalken lenen zich uitstekend voor prefabricage. Het is aan te bevelen gebruik te maken van een bekisting met losse zijschotten. Wanden en vloeren worden gewapend met (pas)netten. Breedplaatvloeren kenmerken zich door uitermate dunne diameters. Speciale aandacht is vereist voor het handhaven van de betondekking. Indien er geen loopplanken op de wapening zijn gelegd, wordt tijdens het betonstorten de wapening regelmatig vertrapt.

Utiliteitsbouw
In de utiliteitsbouw gelden hogere wapeningspercentages dan in de woningbouw. Dit resulteert in grote kenmiddellijnen. Er zijn ook veel hoogteverschillen, bijvoorbeeld tussen begane grond (hoger) en de verdiepingen, met de bovenste verdieping weer afwijkend. De bovenste vloer heeft ook geen stekken. Funderingsbalken worden veelal samengesteld uit beugelkorven, waar naderhand de hoofdwapening wordt ingeschoven en afgevlochten. Wand- en kolomwapening worden meestal geprefabriceerd aangevoerd.

Industriebouw
In de industriebouw, vooral de bouw van grote chemische fabrieken, worden grote hoeveelheden wapening met grote kenmiddellijnen verwerkt. Door de meestal unieke fundaties voor de – later te plaatsen – werktuigbouwkundige onderdelen en machines, is er sprake van een groot percentage ter plaatse te vlechten wapening.

Het komt vaak voor dat bestaande productieprocessen ongehinderd doorgang moeten vinden. Dit betekent voor de aannemer dat hij de bouwactiviteiten moet aanpassen aan het productieproces van de fabriek. Verder is het moment van oplevering dan wel de ingebruikname van een bouwonderdeel bepalend voor de snelheid waarmee moet worden gebouwd. Vaak is een normale werkdag van 8 uur ontoereikend.

Civiele bouw
De grote civiele werken zijn unieke projecten die tot de verbeelding spreken. Denk aan (boor)tunnels, fly-overs, grote viaducten en bruggen. Het verwerken van de veelal zware wapeningsstaven ligt altijd op het kritieke pad; de tijdsdruk is dus erg hoog. Het is aan te bevelen grote onderdelen voor vloeren, wanden en daken buiten het werk te prefabriceren.

5.11

Kwaliteit, Arbo en Milieu

Kwaliteit
De wapeningsbranche maakt zich de laatste jaren sterk voor een universele kwaliteit van de geleverde wapening. Hieraan draagt niet alleen de certificering volgens KOMO bij, maar zeker ook de mentaliteitsverandering bij de wapeningscentrales en de verwerkingsbedrijven als partner voor constructeur en aannemer.
Veel KOMO-gecertificeerde bedrijven zijn in het bezit van een ISO 9001 certificaat, wat de kwaliteitshandhaving van het productieproces op een hoog niveau brengt.

Om de kwaliteit van het vlechtwerk tevens te borgen is het noodzakelijk de vlechters op te blijven leiden. De wapeningssector beschikt over een eigen opleidingsinstituut, BGA-Nederland. Momenteel (2014) wordt door BGA een nieuw opleidingstraject ontwikkeld om de bouw te blijven voorzien van een nieuwe en gekwalificeerde instroom.

Arbo
Door de aangescherpte wetgeving is, zeker ook voor de wapeningsbranche, het Arbo-aspect van wezenlijk belang geworden voor de bedrijfsvoering. Met de invoering van deze aangescherpte wetten is een goed Arbo-beleid mogelijk, ondanks dat het gaat om fysiek zwaar werk. Met de invoering van onder meer de A-bladen zijn er tevens regels en aanbevelingen gekomen om de mensen een gezond arbeidsklimaat te garanderen, waarbij hulpmiddelen die het werk verlichten een steeds grotere rol gaan spelen. Zo is de inzet van kranen om de wapening op de plaats te krijgen onontbeerlijk en zijn er hulpmiddelen die het binden van de wapening vergemakkelijken, zodat het langdurig gebogen staan tot een minimum wordt beperkt.
De arbowet eist dat het tillen van betonstaal met handkracht moet worden beperkt tot 25 kg per man en tot maximaal 50 kg met twee of meer personen.

Zowel op de bouwplaats als in de centrales moeten risico-inventarisaties en evaluaties met betrekking tot veiligheid en gezondheid worden gemaakt. Aspecten hiervan zijn onder meer:

  • lichamelijke belasting
  • werkdruk
  • lawaai
  • onveiligheid.

Met behulp van het A-blad “Betonstaal verwerken” en andere Arbouw-publicaties kan er veel worden verbeterd aan de werkomstandigheden op de werkplek. Elke bouwplaats en centrale zal daaraan moeten werken.
Om het vlechten op de bouwplaats qua arbeidsomstandigheden echt belangrijk te verbeteren is er meer nodig dan een Arbouw-publicatie. Prefab wapeningsconfiguratie kan hier een positieve bijdrage aan leveren.

Door het voldoende opleiden van de vakmensen komt ook het welzijn van de medewerkers in beeld. Door een goede opleiding en bewustwording bij constructeurs en tekenaars kunnen conflicten en misverstanden ten aanzien van het arbobeleid worden voorkomen. Verschillende wapeningscentrales stellen hun kennis en hun centrale open om de mogelijkheden en onmogelijkheden voor het werken met wapening onder de aandacht te brengen.

In de wapeningscentrales is de lawaaifactor zeer belangrijk. In de wet zijn de normen voor lawaai in de arbeidsomgeving geregeld in aantallen toegestane dB(A). Bij de moderne apparatuur wordt hier steeds meer aandacht aan geschonken, zoals blijkt uit de met rubber beklede transportrollen en hoge normen aan de geluidsproductie van de diverse machines. Gehoorbescherming gebeurt met op maat gemaakte plastieken en oordoppen voor het personeel dat de machines bedient.

Figuur 5.22 Gebruik van een binddoos

Milieu
De verwerking van de wapening heeft nagenoeg geen hinderlijke milieuaspecten. Slechts in de prefabricage-afdelingen van de verwerkingsbedrijven is er een milieuaspect dat de aandacht verdient, namelijk een goede afzuiging van de lasgassen en lasrook en ventilatie van de werkomgeving. Hiervoor zijn zeer goede systemen beschikbaar.

Regelgeving
Erkenning aan de hand van een certificaat kan alleen geschieden door de Raad voor de Certificatie. De ISO 9000 normen schrijven voor hoe de controle op het productieproces moet worden geregeld. Verder zijn er de ‘Beoordelingsrichtlijnen’ (BRL’s) die informatie over kwaliteitsaspecten bevatten. De verplichtingen op het terrein van de arbeidsomstandigheden zijn opgenomen in de Arbowet.

Risico-inventarisatie en evaluatie
Deze paragraaf gaat over de arbeidsomstandigheden bij het be- en verwerken van betonstaal en aanverwante producten in wapeningscentrales, in lashallen en op bouwplaatsen. Aandacht wordt besteed aan de Arbo-regelgeving. Vervolgens wordt ingegaan op de wettelijk verplichte inventarisatie en evaluatie van risico’s voor bedrijven en instellingen.
Verder komt het Veiligheid-, Gezondheid-, Welzijn-, en Milieuplan (VGWM-plan) voor projecten aan de orde. Ten slotte is er aandacht voor de manier waarop er bij ongelukken of bijna-ongelukken moet worden gehandeld, om de kans op herhaling te minimaliseren.

Alle bedrijven en instellingen zijn sinds 1 januari 1994 wettelijk verplicht een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te maken. Artikel 4 van de Arbowet bepaalt dat elk bedrijf een arbeidsomstandighedenbeleid moet voeren dat gebaseerd is op deze RI&E. De inventarisatie en evaluatie betreft de beschrijving en beoordeling van alle situaties in de werkomgeving die een gevaar kunnen zijn voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemers.

De RI&E benoemt niet alleen de risico’s, maar weegt ze ook, zodat een planning van de aanpak naar prioriteit mogelijk is. In de bouwnijverheid is een RI&E voor elk project vereist. Een standaardinventarisatie dient hierbij meestal als referentie. Aangevuld met projectspecifieke risico’s ontstaat daaruit een projectgerichte RI&E. Voor een wapeningscentrale is eenmaal een RI&E nodig die periodiek wordt gecontroleerd en bijgewerkt.

VGWM-plan Een Veiligheid- en Gezondheidsplan (V&G-plan) (met impliciet het welzijn) en een plan voor het milieubeleid komen samen in het Veiligheid-, Gezondheid-, Welzijn- en Milieuplan (VGWM-plan). Dit plan legt per project het beleid ten aanzien van gezondheid, veiligheid, welzijn en milieu op de bouwplaats vast. Tussen hoofdaannemer en gespecialiseerd onderaannemer wordt een VGWM-verklaring opgesteld (bijvoorbeeld voor vlechtwerkzaamheden).

Om ongevallen en bijna-ongevallen te registreren is een systeem nodig waarin de oorzaken en omstandigheden worden vastgelegd. Dit gebeurt op een ongevalregistratieformulier. Door ongevallen en bijna-ongevallen goed te analyseren is het beter mogelijk tijdig met de juiste maatregelen in te grijpen. De te treffen maatregelen, de termijn van implementatie en de hiervoor verantwoordelijke medewerker(s) legt men vast in een ongevalverslag of een incidentverslag.